Foto's maken met uw eigen instellingen
[NORMALE FOTO] modus
Opnamemodus:
Handig als het onderwerp zich niet in het midden van de foto bevindt.
Stel eerst scherp op het onderwerp
Leg het
AF-gebied
gelijk met het
onderwerp
Half ingedrukt
houden
Keer terug naar de gewenste compositie
Druk volledig in
●
De scherpstelaanduiding knippert en er klinkt een pieptoon wanneer er niet
goed is scherpgesteld.
Gebruik het in rood aangegeven scherpstelbereik ter referentie.
Ook al wordt de scherpstelaanduiding aangegeven, dan nog kan de camera
niet altijd goed scherpstellen, als uw onderwerp buiten het scherpstelbereik valt.
●
Het autofocuskader wordt groter aangegeven bij minder licht of tijdens het
gebruik van de digitale zoomfunctie.
●
De meeste aanduidingen verdwijnen even van het scherm wanneer u de
ontspanknop halverwege indrukt.
Foto's die worden gemaakt terwijl de camera verticaal wordt gehouden, worden
automatisch verticaal afgespeeld. (Alleen wanneer [LCD ROTEREN] is ingesteld op [ON])
●
Foto's die zijn gemaakt met het lensoppervlak recht omhoog of omlaag en foto's die op
andere camera's zijn gemaakt, worden mogelijk niet gedraaid. Ook worden foto's die zijn
gemaakt terwijl de camera ondersteboven wordt gehouden, niet automatisch gedraaid.
●
Bewegende beelden worden niet verticaal weergegeven.
28
VQT2N06
Scherpstellen voor de gewenste compositie
AF-gebied
AF-gebied
Richtingwaarnemingsfunctie
(vervolg)
●
Onderwerpen/omgevingen waarbij
scherpstellen een probleem kan zijn:
• Snel bewegende of extreem lichte voorwerpen
of voorwerpen zonder kleurcontrasten
• Foto's maken door een ruit of vlakbij
voorwerpen die licht uitstralen. In het
donker, of als de camera erg beweegt.
• Wanneer u te dicht bij het object staat of
wanneer u een foto maakt waarop zowel
veraf als dichtbij gelegen objecten staan
●
We raden u aan bij het
fotograferen van personen (→56) de
gezichtsdetectiefunctie te gebruiken.
Scherpstelbereik