Afb. 21 EMS-aansluiting op installatiemodule
9.3
Kamertemperatuurgestuurde regelaar
Wanneer de kamertemperatuurgestuurde regelaar na de inbedrijfstel-
ling van de installatie wordt geïnstalleerd, moet deze in het inbedrijfstel-
lingsmenu als bedieningseenheid voor cv-circuit 1 worden ingesteld (
handboek regelaar).
▶ Kamertemperatuurgestuurde regelaar overeenkomstig de handlei-
ding voor de kamertemperatuurgestuurde regelaar monteren.
▶ De keuze "Ext kamertemperatuurgestuurde regelaar" moet altijd op
"nee" worden ingesteld, zelfs wanneer een kamertemperatuurge-
stuurde regelaar is geïnstalleerd.
▶ Vóór de inbedrijfstelling van de installatie de kamertemperatuurge-
stuurde regelaar als afstandsbediening "Fb" instellen ( handleiding
van de kamertemperatuurgestuurde regelaar).
▶ Voer vóór de inbedrijfstelling van de installatie op de kamertempera-
tuurgestuurde regelaar eventueel de instelling voor het cv-circuit uit
( handboek van de kamertemperatuurgestuurde regelaar).
▶ Geef bij de inbedrijfstelling van de installatie aan, dat een kamertem-
peratuurgestuurde regelaar als bedieningseenheid voor cv-circuit 1
geïnstalleerd is ( handleiding van de regelaar).
▶ Voer de instellingen van de kamertemperatuur overeenkomstig de
handleiding van de regelaar uit.
9.4
Externe ingangen
Leg om inductieve invloeden te voorkomen alle laagspanningskabels
(meetstroom) met 100 mm minimale afstand tot stroomgeleidende
230 V- of 400 V-kabels.
Gebruik voor het verlengen van de kabels van temperatuursensoren de
volgende kabeldiameters:
• Tot 20 m kabellengte: 0,75 tot 1,50 mm
• Tot 30 m kabellengte: 1,0 tot 1,50 mm
Maximale belasting aan relaisuitgangen: 2 A, cosφ > 0,4. Bij een hogere
belasting is het gebruik van een tussenrelais nodig.
Logatherm WLW166i – 6721838038 (2023/08)
0010012105-002
2
2
Installatie van het toebehoren
WAARSCHUWING
Materiële schade door verkeerde aansluiting!
Door aansluiting op een verkeerde spanning of stroomsterkte is schade
aan elektrische bestanddelen mogelijk.
▶ Voer uitsluitend aansluitingen op externe aansluitingen van de bin-
neneenheid uit, die voor 5 V en 1 mA aangepast zijn.
▶ Wanneer koppelrelais nodig zijn, uitsluitend relais met goudcontac-
ten gebruiken.
9.5
Veiligheidsthermostaat
In bepaalde landen is een oververhittingsbeveiliging (thermostaat) no-
dig voor installatie in vloerverwarmingscircuits. De veiligheidstempera-
tuurbegrenzer is aangesloten op de installatieprintplaat op de externe
ingang 1-4 ( afb. 12). Stel de functie voor externe ingang in ( hand-
leiding van de bedieningseenheid).
9.6
Warmwatercirculatiepomp PW2 (toebehoren)
De pompinstellingen worden op de bedieningseenheid van de binnen-
eenheid uitgevoerd ( handleiding bedieningseenheid).
9.7
Meerdere cv-circuits (met mengermodule)
Met de regelaar kan in de fabrieksinstelling een cv-circuit zonder meng-
kraan geregeld worden. Wanneer meerdere circuits moeten worden ge-
installeerd, is voor elk circuit een cv-circuitmodule nodig.
▶ Installeer cv-circuitmodule, mengkraan, pomp en overige bestandde-
len overeenkomstig de gekozen installatieoplossing.
▶ Cv-circuitmodule op de installatiemodule in de besturing van de bin-
neneenheid op klem EMS aansluiten.
▶ Instellingen voor meerdere cv-circuits uitvoeren conform de handlei-
ding van de bedieningseenheid.
9.8
Installatie met niet-condenserende koelmodus
Een voorwaarde voor het koelbedrijf is de installatie van een kamertem-
peratuurgestuurde regelaar.
De installatie van een kamertemperatuurgestuurde regelaar met geïnte-
greerde condensatiesensor vergroot de betrouwbaarheid van het koel-
bedrijf, omdat de aanvoertemperatuur in dit geval automatisch via de
bedieningseenheid overeenkomstig het actuele dauwpunt wordt gere-
geld.
▶ Isoleer alle leidingen en aansluitingen ter bescherming tegen conden-
satie.
▶ Installeer de kamertemperatuurgestuurde regelaar (overeenkom-
stig de handleiding voor de kamertemperatuurgestuurde regelaar).
▶ Monteer de condensatiesensor.
▶ Voer de noodzakelijke instellingen voor het koelbedrijf uit in het ser-
vicemenu, hoofdstuk instellingen cv-circuit (handleiding van de
bedieningseenheid).
– Kies Koeling of Verwarming en koeling.
– Stel eventueel inschakeltemperatuur, inschakelvertraging, ver-
schil tussen kamertemperatuur en dauwpunt en minimale aan-
voertemperatuur in.
▶ Schakel vloerverwarmingscircuits in vochtige ruimten uit (bijvoor-
beeld badkamer en keuken), eventueel via relaisuitgang PK2 aanstu-
ren.
9
25