5
Installatie
Vullen van de cv-installatie met een hogere druk dan de streefdruk, zodat
bij een stijgende temperatuur in het warmtesysteem en ontwijkende
lucht nog steeds druk aanwezig is.
5.6
Elektrische aansluiting
GEVAAR
Gevaar voor elektrische schokken!
De componenten van de warmtepomp staan onder spanning.
▶ Koppel het toestel los van de netvoeding voor aanvang van werk-
zaamheden aan de elektrische installatie.
OPMERKING
Schade aan de installatie bij inschakelen zonder water.
Wanneer de installatie vóór het vullen met water wordt ingeschakeld,
kunnen onderdelen van de cv-installatie oververhit raken.
▶ Boiler en cv-installatie voor het inschakelen vullen, ontluchten en op
de juiste druk brengen.
De binneneenheid wordt niet geleverd met een eigen veiligheidsschake-
laar voor de netaansluiting.
▶ Installeer voor een veilig bedrijf een ontkoppelingseenheid die een
volledige ontkoppeling verzorgt conform ovespanningscategorie III in
de voedingsbekabeling volgens de aansluitvoorschriften.
CAN-BUS en EMS-BUS zijn niet compatibel.
▶ Sluit EMS-BUS-eenheid niet aan op CAN-BUS-eenheden.
De spanning mag niet meer variëren dan 10% van de nominale spanning.
De spanning tussen aarde en neutraal moet minder zijn dan 3 V. Let bij
het uitvoeren van de verbinding op de fasen van dit toestel in de gehele
elektrische installaties, zodat er geen fase-onbalans kan optreden in het
3-fasesysteem van het huishouden (indien aanwezig).
▶ Kies geleiderdiameters en kabeltypes overeenkomstig de desbetref-
fende beveiligingen en de installatiewijze.
▶ Sluit de warmtepomp aan conform het aansluitschema.
▶ Bij vervangen van de printplaat de kleurcodering respecteren.
Gebruik voor het verlengen van de temperatuursensorkabels de volgen-
de aderdiameters:Gebruik voor het verlengen van de temperatuursens-
orkabels de volgende aderdiameters:
• Tot 20 m kabellengte: 0,75 tot 1,50 mm
• Tot 30 m kabellengte: 1,0 tot 1,50 mm
16
2
2
5.6.1
Binneneenheid aansluiten
▶ Verwijder het frontpaneel van de binneneenheid.
▶ Afdekking van de aansluitdoos verwijderen.
▶ Plaats de CAN-BUS, sensoren en andere signaalcircuitkabels door de
betreffende kabeldoorvoeren, gemarkeerd met <50 V aan de boven-
kant van het toestel (zie afb. 3). Installeer de kabels tot deze het front
van het toestel bereiken en sluit deze aan conform de afbeelding hier-
na.
De aansluitdoos kan naar voren worden gekanteld voor betere toe-
gang tot de componenten daarachter (zie afb. 19).
▶ Plaats de voedingskabels door de voedingskabeldoorvoer gemar-
keerd met 230 V/400 V aan de bovenkant van het toestel (zie afb.
11). Installeer de kabels tot deze het front van het toestel bereiken.
▶ Sluit de fase, nul en aarde aan op de betreffende klemmenblokken zo-
als gespecificeerd in hoofdstuk 5.6.7.
▶ Bevestig de kabelbinders.
▶ Controleer of alle elektrische kabels correct en veilig zijn aangesloten
en plaats vervolgens het deksel op de aansluitdoos en het frontpa-
neel van de binneneenheid.
1
2
3
Afb. 11 Overzicht kabeldoorvoeren en elektrische componenten
[1]
Installatiemodule
[2]
Kabeldoorvoer voor CAN-BUS, sensor en signaalkabels (<50 V)
[3]
Reset oververhittingsbeveiliging
[4]
Aansluitklemmen
[5]
Steun voor kabelbinders
[6]
Relais (K1, K2, K3) voor activeren van de elektrische bijverwar-
ming
[7]
Kabeldoorvoer voor stroomvoorziening (230 V)
Signaalkabels en voedingskabels mogen niet in dezelfde kabeldoorvoer
liggen.
Logatherm WLW166i – 6721838038 (2023/08)
4
5
6
7
0010036218-001