Parameterset van Pfeiffer Vacuum
Gebruik van de op-
vanglagers
Balanstoestand
Bewaking van thermi-
sche belasting
7.5
Pomp in-/uitschakelen
Inschakelen
Uitschakelen
30
De mate van gebruik van de opvanglagers is gebaseerd op de zwaarte van de storende
invloeden op de lopende rotor. Het gebruik van de opvanglagers wordt als percentage
van het maximaal mogelijke gebruik door de aandrijfelektronica samengevat, en kan via
de interface RS-485 met behulp van de display- en bedieningseenheid van Pfeiffer Vacu-
um of een pc worden geobserveerd.
Met parameter [P:329] het actuele gebruik van de opvanglagers in procenten weer-
geven.
● Afgifte van een waarschuwingsmelding vanaf 75% totaalgebruik.
● Afgifte van een waarschuwingsmelding vanaf 100 % totaalgebruik.
– Bedrijf van de pomp is niet meer mogelijk.
– Pfeiffer Vacuum Service inlichten.
Het sensorisch systeem van de magneetlagers bewaakt permanent de actuele balans-
toestand van de rotor. De balanstoestand als percentage van de maximaal mogelijke on-
balans van de rotor wordt door de aandrijfelektronica samengevat en kan via de interface
RS-485 met behulp van de display- en bedieningseenheid van Pfeiffer Vacuum of een
pc worden geobserveerd.
Met parameter [P:358] de actuele balanstoestand van de rotor in procenten weerge-
ven.
● Uitgifte van een waarschuwingsmelding vanaf 75% van de toegestane onbalans.
● Uitgifte van een waarschuwingsmelding vanaf 100 % van de toegestane onbalans.
– Bedrijf van de pomp is niet meer mogelijk.
– Pfeiffer Vacuum Service inlichten.
Outputsignalen van temperatuursensoren stellen het overschakelen van de pomp in een
veilige toestand in staat na het overschrijden van de drempel. Afhankelijk van het pomp-
type zijn de temperatuurgrenswaarden voor waarschuwingen en foutberichten perma-
nent in de aandrijfelektronica opgeslagen. Voor informatiedoeleinden zijn verschillende
statusopvragen in de set parameters ingevoerd.
De functie "pompinstallatie" omvat het bedrijf van de turbopomp met de aansturing van
alle aangesloten randapparatuur (b.v. de voorpomp).
De stroomvoorziening met schakelaar S1 van de netvoeding inschakelen.
Parameter [P:023] = 1
Parameter [P:010] = 1
Huidige (en verholpen) foutberichten worden gereset. Na het met succes doorlopen van
een zelftest wordt de motor van de turbopomp en alle aangesloten nevenapparatuur af-
hankelijk van hun configuratie door de aandrijfelektronica in werking gesteld.
Bij een ingeschakelde pompinstallatie kan de motor van de turbopomp via de functie
[P:023] worden in- en uitgeschakeld.
Parameter [P:010] = 0
De aandrijfelektronica schakelt de turbopomp uit en schakelt de vooraf ingestelde ne-
venapparatuur in (b.v. beluchter AAN, voorpomp UIT).
De volledige stilstand van de pomp afwachten.
De stroomvoorziening met schakelaar S1 bij de netvoeding verbreken.