Parameterset van Pfeiffer Vacuum
Bedrijfsmodus
voorpomp
Elektrische rem
28
Na het bereiken van het nominale toerental draait de turbopomp zonder de toevoer van
een aanvullend gasvolume onbelast. Afhankelijk van de proces- of toepassingsvereisten
kan het nominale toerental in de toerental instelmodus of stand-by modus worden ver-
laagd.
Het bedrijf van een aangesloten voorpomp via de aandrijfelektronica is afhankelijk van
het type voorpomp.
Bedrijfsmodus [P:025]
"0" continu bedrijf
"1" onderbroken bedrijf
"2" = vertraagde inschakeling
Parameter [P:025] op de gewenste waarde instellen.
Continu bedrijf
De aandrijfelektronica stuurt gelijktijdig met "Pompinstallatie in" een signaal aan de ge-
configureerde aansluiting voor nevenapparatuur om de voorpomp in te schakelen. Dit
signaal kan ook voor de aansturing van een voorvacuüm veiligheidsventiel worden ge-
bruikt.
Onderbroken bedrijf (uitsluitend membraanpompen)
Het onderbroken bedrijf kan de levensduur van de membranen van een aangesloten
membraanpomp verlengen. Voor het onderbroken bedrijf is of een membraanpomp met
een ingebouwd halfgeleiderrelais of een tussengeschakelde relaiskast met een halfge-
leiderrelais vereist. De voorpomp wordt afhankelijk van het opgenomen vermogen van
de turbopomp in- of uitgeschakeld. Uit het opgenomen vermogen kan een correlatie met
de geleverde voorvacuümdruk worden afgeleid. De uit- en inschakellimieten voor de
voorpomp kunnen worden ingesteld. Schommelingen van het opgenomen vermogen
van onbelast draaiende turbopompen en verschillen in voorvacuümdruk van de voor-
pompen vereisen het individueel instellen van het onderbroken bedrijf.
Pfeiffer Vacuum raadt een onderbroken bedrijf tussen 5 en 10 hPa aan. Voor het instellen
van de schakeldrempel is een drukmeetapparaat en een doseerventiel nodig.
Het vacuümsysteem met de functie "pompinstalaltie" inschakelen en het opstarten af-
wachten.
Een voorvacuümdruk van 10 hPa opbouwen door gastoevoer via een doseerventiel.
Parameter [P:316] aflezen en noteren.
Inschakellimiet van de voorpomp met parameter [P:711] op het vastgestelde aandrijf-
vermogen voor 10 hPa voorvacuümdruk instellen.
De voorvacuümdruk tot 5 hPa verlagen.
Parameter [P:316] aflezen en noteren.
De uitschakellimiet van de voorpomp met parameter [P:710] op het vastgestelde aan-
drijfvermogen voor 5 hPa voorvacuümdruk instellen.
Vertraagde inschakeling
Het gelijktijdig inschakelen van de turbopomp en voorpomp kan tot een ongewenst gas-
debiet leiden. De voorpomp kan afhankelijk van de proces- of toepassingsvereisten ver-
traagd worden ingeschakeld. De inschakelvertraging is afhankelijk van het toerental van
de turbopomp en is vast ingesteld in de aandrijfelektronica op 6 Hz.
Het signaal kan ook voor het schakelen van een voorvacuüm veiligheidsventiel worden
gebruikt.
De turbopomp is met een elektrische rem uitgerust. Daarmee kan de rotor snel tot stil-
stand worden afgeremd.
Aanbeveling: Rem turbopompen met magneetlagers altijd met de elektrische rem af,
om de uitlooptijd van de rotor te verminderen.
aanbevolen voorpomp
alle voorpompen
uitsluitend membraanpompen
alle voorpompen