G E B R U I K E N B E D I E N I N G
6.4
Functie van de toetsen
N L
Fig. 23 Toetsen
Toets
Bedie-
ningstoets
[A]
Servicetoets
[B]
Tabel 3
Deze functies kunnen in plaats van met de
toetsen ook met de software worden
bediend (zie handleiding bij de software
Ceramill Motion 2).
28
A
B
bij gesloten deur
bij open deur
referentieverplaat-
afzuiging
sing starten of
activeren of
onderbreken; actu-
deactiveren
ele programma
starten of onder-
breken; controle-
positie activeren
of deactiveren;
wisselpositie voor
werkstukhouder
activeren
actuele pro-
blokkeer-
gramma onderbre-
lucht active-
ken servicepositie
ren of
activeren; gereed-
deactiveren
schapwisselpositie
activeren; kijkven-
sterreiniging acti-
veren
6.5
Referentieverplaatsing
Na het inschakelen moeten met een referentiever-
plaatsing de mechanische nulpunten worden vast-
gelegd. Bedieningstoets [A] knippert.
Als u de referentieverplaatsing wilt starten:
▷ Bedieningstoets [A] kort indrukken.
De referentieverplaatsing wordt gestart. Bedie-
ningstoets [A] is verlicht.
De referentieverplaatsing kan onderbroken wor-
den:
▷ Bedieningstoets [A] kort indrukken.
De referentieverplaatsing wordt onderbroken.
Bedieningstoets [A] knippert.
Als u de referentieverplaatsing wilt voortzetten:
▷ Bedieningstoets [A] kort indrukken.
De referentieverplaatsing wordt voortgezet op
de plaats waar deze is onderbroken. Bedie-
ningstoets [A] is verlicht.
Na beëindiging van de referentieverplaatsing gaat
het apparaat naar de basispositie. Bedie-
ningstoets [A] gaat uit.