• Voor informatie over het beschikbare
flitsbereik, zie P68.
• Sluit de flits altijd als u deze niet gebruikt.
• De sluiter kan gesloten blijven nadat u de
opname gemaakt heeft. Dit komt door
signaalverwerking en duidt niet op storing.
• Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u
opnamen maakt op donkere plekken.
• De flits kan niet worden ingesteld voor
instellingen behalve voor
[NACHTPORTRET].
• Wanneer [NACHTPORTRET]
geselecteerd is, worden de flitsinstellingen
Langzame synch./Rode-ogenreductie
[
], en wordt de flits elke keer
geactiveerd.
• Wanneer [NACHTL. SCHAP]
geselecteerd is, is de ISO-gevoeligheid
vastgesteld op [ISO100].
• De AF-hulplamp is buiten werking gesteld
voor andere instelling dan
[NACHTPORTRET].
• U kunt de witbalans niet instellen.
• Wanneer [NACHTPORTRET]
geselecteerd is, is de begininstelling voor
[AF] in Live View-opname [
Opnamen maken die
overeenkomen met de
scène die opgenomen
wordt
Als u een scènefunctie kiest om een
opname te maken van een beeld in een
bepaalde situatie zal de camera
automatisch de optimale belichting
instellen en aanpassen voor de gewenste
opname.
• P90 tot 91 en "Over de informatie
raadplegen voor details over elke
scènefunctie.
1 Op 2/1 drukken om het
gewenste scènemenu te kiezen.
].
2 Druk op [MENU/SET] om in te
stellen.
• Het menuscherm schakelt over naar het
• Om de scènefunctie te veranderen, op
(Scènefunctie)
opnamescherm in de ingestelde
scènefunctie.
[MENU/SET] drukken om het menu af
te beelden, op 3/4/2/1 drukken om
de scènefunctie in het scènemenu [
te selecteren en vervolgens weer op
[MENU/SET] drukken.
Gevorderd
"
]
89
VQT1G34