tams elektronik
4.2.2. Programmering: Principe leidingvolgorde
Bevestig de jumper
Schakel de PZS-2.2
in
!
Let op de
juiste stand van de
wissel!
Instellen van de
potentiometers
Sluit de "Stop"-
ingang aan op aarde
totdat de LED's
afwisselend
knipperen.
Schakel PZS-2.2 uit
→ Selecteer de programmeerstap
Het pendelbedrijf begint direct nadat de voeding voor de PZS-2.2 is
ingeschakeld.
Pendel lijn met één spoor bij eindstation A:
De locomotief rijdt heen en weer op de pendel lijn, LED 1 licht op.
Pendel lijn op eindstation A:
LED 1 en LED 2 branden elk zolang de overeenkomstige locomotief
zich op de lijn bevindt (LED1 voor locomotief van spoor 1, LED 2 voor
locomotief van spoor 2).
Programmeerstap 1: De twee locomotieven rijden afwisselend heen
en weer op de pendel lijn.
Programmeerstappen 2 t/m 4: Een van de twee locomotieven rijdt
heen en weer totdat de instellingen voor deze locomotief zijn
opgeslagen. Daarna start de tweede locomotief de pendelrit.
Je kunt de locomotief selecteren waarmee de pendelrit moet worden
gestart bij programmeerstappen 2 t/m 4 (→ hoofdstuk 4.2.4).
→ Instellen van de maximumsnelheid en de faseduurten voor starten,
remmen en stoppen
De instellingen op de trimpotentiometers worden onmiddellijk
toegepast. Bij pendeltreinbedrijf met twee treinen gelden de
instellingen alleen voor de trein die zich op dat moment op het spoor
bevindt.
→ De instellingen opslaan
De pendel lijn wordt gestopt zodra de "Stop" ingang is verbonden
met massa. Na het opslaan van de instellingen vervolgt de locomotief
zijn pendelrit naar eindstation A.
Bij pendeltreinbedrijf met twee treinen worden alleen de instellingen
voor de trein die op dat moment op de lijn rijdt overgenomen.
→ Sluit de programmeerstap af
Zodra de LED's niet meer afwisselend knipperen, worden de
instellingen opgeslagen. Koppel de PZS-2.2 los van de voeding
voordat u de jumpers wijzigt om een andere programmeerstap of
normale bediening te selecteren.
Instellingen en bediening | 23
PZS-2.2