tams elektronik
De bedrijfsmodus instellen
Voordat je de PZS-2.2 inschakelt, moet je instellen of het pendeltreinbedrijf met één trein of
afwisselend met twee treinen moet worden uitgevoerd.
geen jumper
Jumper op pinstrip
Omspoor locomotief(en)
Als beide eindstations van je pendeltrein route enkelsporig zijn, kun je de locomotief op elk
punt op de modelbaan hersporen. De PZS-2.2 herkent in welk deel van de lijn de locomotief
zich bevindt en regelt het pendelen dienovereenkomstig.
Als je twee sporen hebt aangesloten op eindstation A, moet een locomotief op een van deze
twee sporen staan wanneer de PZS-2.2 wordt ingeschakeld. De andere locomotief kan ergens
anders op de modelbaan worden geplaatst.
!
Let op:
De maximale stroom van de trein op de pendeltrein route (inclusief alle verbruikers zoals
rijtuigverlichting) mag 2.000 mA zijn. Als de maximale stroom wordt overschreden, schakelt
de geïntegreerde zekering het circuit uit. In het ergste geval kunnen ook componenten op
het circuit beschadigd raken.
De wisselstand controleren
Na het inschakelen van de PZS-2.2 begint de pendelwerking onmiddellijk. Een van de twee
LED's op de printplaat gaat branden zolang de bijbehorende locomotief zich op het
pendelspoor bevindt (LED 1 voor locomotief van spoor 1, LED 2 voor locomotief van spoor 2).
!
Let op:
Controleer bij de eerste inbedrijfstelling of de PZS-2.2 de wissels correct instelt zodra een
locomotief start vanaf een spoor in eindstation A. Een LED op de printplaat geeft aan welk
van de twee sporen is ingeschakeld voor het uitrijden van een locomotief.
Indien nodig moet je de wisselaansluitingen 4 en 6 verwisselen.
1
Bedrijf met twee treinen
De treinen vertrekken afwisselend vanaf
spoor 1 en spoor 2 in eindstation A. De
wissels op eindstation A worden
dienovereenkomstig geschakeld.
Bedrijf met één trein
Een tweede spoor op eindstation A en de
wissels op eindstation A worden niet bediend.
Instellingen en bediening | 21
PZS-2.2