Installeren, instellen en configureren
3
Voer het wachtwoord voor Wi-Fi Direct in.
De printer aansluiten op een computer
Controleer voordat u uw computer verbindt of Wi-Fi Direct is geconfigureerd. Zie
pagina 73
voor meer informatie.
Voor Windows-gebruikers
1
Open de map Printers en klik op Printer of scanner toevoegen.
2
Klik op Wi-Fi Direct-printers weergeven en selecteer de naam van de Wi-Fi Direct-printer.
3
Op het beeldscherm van de printer ziet u de achtcijferige pincode van de printer.
4
Voer de pincode in op de computer.
Opmerking: Als het printerstuurprogramma nog niet is geïnstalleerd, downloadt Windows het juiste
stuurprogramma.
Voor Macintosh-gebruikers
1
Klik op het pictogram Draadloos en selecteer de naam van de Wi-Fi Direct-printer.
Opmerking: De tekenreeks DIRECT-xy (waarbij x en y twee willekeurige tekens zijn) wordt toegevoegd
vóór de Wi-Fi Direct-naam.
2
Voer het wachtwoord voor Wi-Fi Direct in.
Opmerking: Schakel uw computer terug naar het vorige netwerk nadat u de verbinding met het Wi-Fi Direct-
netwerk hebt verbroken.
Het Wi-Fi-netwerk uitschakelen
1
Selecteer in het startscherm Instellingen > Netwerk/poorten > Netwerkoverzicht > Actieve Adapter >
Standaardnetwerk.
2
Volg de aanwijzingen op de display.
Status van de printerconnectiviteit controleren
1
Ga vanaf het beginscherm naar Instellingen > Rapporten > Netwerk > Pagina met Netwerkinstellingen.
2
Controleer het eerste gedeelte van de pagina met netwerkinstellingen om te zien of bij Status wordt
aangegeven dat de printer is aangesloten.
Als bij Status wordt aangegeven dat de printer niet is aangesloten, is het mogelijk dat het LAN-aansluitpunt
niet actief is of dat de netwerkkabel niet goed functioneert. Neem contact op met uw beheerder voor
ondersteuning.
'Wi‑Fi Direct configureren' op
74