Los de remmen alleen wanneer het voertuig op een horizontaal oppervlak staat, of in noodgevallen
nadat u de stroom heeft uitgeschakeld. Zet de remvergrendelingen weer omhoog om de remmen te
vergrendelen nadat u het voertuig met de hand heeft verplaatst met ontgrendelde remmen.
Er bestaat risico op ongevallen doordat het voertuig vanzelf gaat rijden wanneer de remmen zijn
ontgrendeld.
Als u een spoorwegovergang of een tramspoor oversteekt, nader het spoor dan in een rechte
hoek en laat het voertuig niet halverwege de spoorwegovergang omkeren.
Anders bestaat het risico dat de wielen van het voertuig in de groeven van de rails vast komen te
zitten en niet meer losgetrokken kunnen worden.
Druk niet te hard op de knoppen op de controller en bedien deze niet met een scherp voorwerp.
Het risico bestaat dat de controller beschadigd raakt, waardoor het voertuig niet meer kan
worden bestuurd.
Buk u niet en leun niet uit het voertuig wanneer u ermee rijdt, en doe geen oefeningen terwijl
u rijdt. Houd rekening met het zwaartepunt wanneer u met het voertuig rijdt.
Het zwaartepunt heeft invloed op de stabiliteit, waardoor het voertuig uit balans kan raken.
5
Probeer onbereikbare objecten niet zelf te pakken vanaf het voertuig, maar vraag om hulp.
Rijd niet met het voertuig terwijl u iets vasthoudt met de hand of meevoert op uw schoot.
Het voertuig kan onbedoeld gaan rijden.
Rijd niet met het voertuig op de volgende plekken.
Het voertuig kan kantelen en er bestaat risico op ongelukken.
• Roltrappen of trappen
• Treden hoger dan ongeveer 1,4 inch (35 mm)
• Hellingen met een hellingshoek van 10° of meer
• Zachte oppervlakken, zoals zand of modder
• Besneeuwde of bevroren paden
Rijd niet door plassen.
Er bestaat risico op corrosie en kortsluiting.
Laat uw armen en benen of bagage niet buiten het voertuig bungelen.
Er bestaat risico op lichamelijk letsel door botsingen tijdens het rijden.
Laat het voertuig niet slepen terwijl u het gebruikt.
Er bestaat risico op omkantelen.
Probeer niet het voertuig een helling op te manoeuvreren als de kantelbeveiligingsrollen de
grond bij de helling raken. Als de kantelbeveiligingsrollen de grond raken, betekent dit dat de
helling te steil is voor het voertuig.
Er bestaat kantelgevaar. De gebruiker loopt het risico gewond te raken en het voertuig raakt
mogelijk onbestuurbaar.
Rijd niet van stoepranden of treden af die hoger zijn dan ongeveer 35 mm (1,4 inch)
Hierdoor kunnen de kantelbeveiligingsrollen op de trede blijven hangen, waardoor het voertuig
niet meer bestuurbaar is.
Voorkom dat kleding, sjaals of andere voorwerpen de wielen raken tijdens het rijden.
Als kleding, sjaals of andere voorwerpen in aanraking komen met en verstrikt raken in de
wielen, bestaat het risico op lichamelijk letsel. Daarnaast kan het voertuig onbestuurbaar
worden doordat het niet langer goed werkt, met mogelijke ongevallen tot gevolg.
78
Gebruikershandleiding WHILL Model F
WAARSCHUWING