Diagnose
De terminal voert een gebeurtenisprotocol uit. Het gebeurtenisprotocol
wordt uitsluitend op de terminal opgeslagen en niet verzonden.
Bij problemen met de terminal of de ISOBUS-machine kunt u het gebeur-
tenisprotocol naar uw contactpersoon verzenden:
1. Sluit een USB-stick op de terminal aan.
2. Druk op de knop „Diagnose„.
Het bedieningspaneel „Diagnose" wordt weergegeven.
3. Druk op de knop „Gebeurtenisprotocol".
Het bedieningspaneel „Gebeurtenisprotocol" wordt weergegeven.
4. Druk op de knop „Gebeurtenisprotocol op USB-stick opslaan".
Het gebeurtenisprotocol wordt op de USB-stick opgeslagen.
5. Beëindig de procedure met „Terug".
5.1
Gebruikersinstellingen
In de gebruikersinstellingen wordt het bedieningsgedrag van de terminal
aangepast.
Druk op het bedieningspaneel „instellingen" op de knop „Gebruiker".
Het bedieningspaneel „Gebruiker" wordt weergegeven:
Instellingen
27