Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Beschermingsfuncties; Optionele Functies; Luchtvochtigheidsregelingfunctie (Hum) - Komfovent RHP STANDARD 400 V Gebruikershandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor RHP STANDARD 400 V:
Inhoudsopgave

Advertenties

NL

2.11. Beschermingsfuncties

De luchtbehandelingskast is voorzien van verschillende beschermingsfuncties die een invloed hebben op de werking van de kast. De
operator mag deze instelwaarden niet wijzigen. Deze functies beschermen niet alleen de kast en de componenten tegen schade, maar ook
het gebouw en de mensen wanneer het ventilatiesysteem is blootgesteld aan gevaarlijke situaties.
Extern brandalarm zet de luchtbehandelingskast uit zodra die een signaal ontvangt van het brandalarmsysteem of de rookdetectors
van het gebouw. De ventilatie wordt meteen stopgezet en er wordt geen verse lucht meer naar brandzones gevoerd om te voorkomen dat
het vuur zich verspreidt. Een brandalarmbericht wordt weergegeven op het bedieningspaneel of een ander apparaat waarmee de luchtbe-
handelingskast wordt bediend. Bij een vals brandalarm, bijvoorbeeld bij inspectie van het brandbeveiligingssysteem, moet de luchtbehan-
delingskast opnieuw worden gestart nadat het signaal is uitgeschakeld en het brandalarmbericht is bevestigd. Als dergelijke tests periodiek
worden uitgevoerd, mag bevoegd onderhoudspersoneel de luchtbehandelingskast programmeren om te starten in de vorige modus nadat
het brandalarm is uitgeschakeld.
Het aansluiten van het brandbeveiligingssignaal van het gebouw is beschreven in de "Installatie-instructies".
Intern brandalarm zet de luchtbehandelingskast uit wanneer de luchttemperatuur in de kast stijgt. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren
wanneer hete rook van een brandzone in of buiten het gebouw in de leidingen komt. Deze functie voorkomt dat rook in het gebouw wordt
verspreid en waarschuwt voor mogelijk brandgevaar wanneer het brandbeveiligingssysteem van het gebouw nog niet gereageerd heeft.
Wanneer de luchtbehandelingskast is bedoeld voor gebruik in warme ruimten (bv. droogkamers, bakkerijen, ...), kan deze functie worden
uitgeschakeld. Dit mag uitgevoerd worden door bevoegd onderhoudspersoneel.
Oververhittingsbeveiliging elektrische verwarmer bestaat uit verschillende controlealgoritmes. De ingebouwde thermostaten on-
derbreken de stroomtoevoer naar de elektrische verwarmer wanneer de temperatuur ervan een kritieke waarde bereikt (bv. wanneer de
regelelektronica van de verwarmer defect is). Iedere elektrische verwarmer heeft 2 thermostaten.
De automatische thermostaat 70°C voorkomt dat de verwarmingsbuizen oververhit raken wanneer de verwarmer werkt met hoog ver-
mogen en laag luchtdebiet. De bescherming wordt hersteld zodra de verwarmer afkoelt en de thermostaattemperatuur daalt. De wer-
king van de verwarmer wordt automatisch weer ingeschakeld.
Manuele resetthermostaat 100°C. In geval van oververhitting onderbreekt deze thermostaat de volledige stroomtoevoer van de ver-
warmer om de regelelektronica en plastic componenten in de buurt te beschermen. De bescherming kan met de RESET-knop in de kast
worden hersteld (zie hoofdstuk "Storingen oplossen").
Pak de oorzaak van de oververhitting aan voordat de manuele resetthermostaat 100°C weer wordt ingeschakeld.
Ventilatorkoeling van verwarmings-/koelapparaten. Als de luchtbehandelingskast is gestopt terwijl de warmtepomp, elektrische
verwarmer of het DX-apparaat (directe verdamping) nog loopt, wordt de koeling van de ventilator gestart. De ventilatoren draaien op vaste
snelheid totdat de verwarmingsbuizen afkoelen of de koelmiddeldruk van de warmtepomp/ het DX-apparaat stabiliseert. De blaastijd is
afhankelijk van de opgehoopte warmte/koude en de intensiteit van de ventilatie en kan tot 15 minuten duren.
Waterluchtverwarmer vorstbescherming deze functie meet de watertemperatuur aan de afvoer van de verwarmingsspoel. Bij lage
buitentemperaturen kan water bevriezen. In dat geval wordt een 3-weg mengklep geopend en wordt een warmwaterpomp gestart om te
voorkomen dat de temperatuur van het water in de verwarming zou dalen. Wanneer de temperatuur van het water afkomstig van de ver-
warmingsspoel nog steeds onder de kritieke grens ligt, wordt de installatie uitgeschakeld en worden de buitenluchtdempers gesloten om te
voorkomen dat koude lucht in de installatie komt.
Wanneer een luchtbehandelingskast gebruikt wordt bij temperaturen lager dan 0 °C, moet een water-glycolmengsel ge-
bruikt worden als warmtemedium of een retourwatertemperatuur van minstens 25 °C hebben.
Een waterdebietsensor kan gebruikt worden als bijkomende vorstbescherming (zie hoofdstuk "Waterdebietbewakingsfunctie").
Ontdooien warmtepompverdamper
Tijdens de werking in de winter, wanneer de warmtepomp in de verwarmingsmodus staat, begint het condensaat op de verdamper te
bevriezen en vormt zich ijsafzetting. Grote ijsafzettingen blokkeren de luchtstroom in de verdamper en kunnen de warmtepomp beschadi-
gen. Daarom wordt de verdamper automatisch ontdooid bij gebruik in de winter.
Wanneer de buitentemperatuur onder nul zakt, begint het automatiseringssysteem van de warmtepomp voortdurend het drukverschil
boven en onder de verdamperwarmtewisselaar te controleren. Wanneer het condensaat zich ophoopt in één platen van de warmtewisselaar
en er zich ijs begint te vormen, neemt de druk toe en worden er ontdooiingsacties in gang gezet. Tijdens de ontdooicyclus wordt een deel van
het hete koelgas van de compressor naar de verdamper geleid om de zich vormende ijskristallen te doen smelten, waardoor de temperatuur
van de toevoerlucht tijdelijk daalt. Geïntegreerde elektrische of hulpverwarmingen worden ingeschakeld om deze verandering te compen-
seren. Zodra de ijsafzetting smelt en de druk afneemt, wordt al het vermogen van de warmtepomp omgeleid naar het verwarmingsproces.

3. OPTIONELE FUNCTIES

3.1. Luchtvochtigheidsregelingfunctie (HUM)

De luchtvochtigheidsregelingsfunctie is bedoeld om de door de gebruiker gede nieerde luchtvochtigheid op peil te houden. Deze
functie regelt luchtbevochtigers of ontvochtigers volgens het door de gebruiker gede nieerde vochtigheidsniveau en kan ook ontvochtiging
uitvoeren met behulp van geïntegreerde verwarmings-/koelapparaten. Voor deze functie zijn één of twee vochtsensoren nodig die op het CB
bedieningspaneel zijn aangesloten (zie "Installatiehandleiding").
8
UAB KOMFOVENT behoudt het recht om veranderingen door te voeren zonder dit vooraf kenbaar te maken
RHP STANDARD_user manual_24-10

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave