Code
Bericht
20A
Laag retour luchtdebiet
Elektrische heater
21A-23A
oververhit
Storing verdamper lucht-
24A - 27A
temperatuur sensor
Storing lucht temperatuur
31A-38A
sensor
Temperatuur retourwater
39A,40A
laag
Storing toevoerlucht
41A,42A
temperatuur sensor
43A,44A
Externe stop
Waterpomp / batterij
45A
alarm
84A - 87A
Communicatie fout
90A
Service modus
91A-98A
Storing Hoofdregeling
99A-103A
Storing toevoer ventilator
104A-108A
Storing retour ventilator
Storing Warmtewiel
109A-113A
regelaar
114A-124A
Communicatie fout
125A,127A
Storing Hoofdregeling
126A
Storing Hoofdregeling
UAB KOMFOVENT behoudt het recht om veranderingen door te voeren zonder dit vooraf kenbaar te maken
RHP STANDARD_user manual_24-10
Mogelijke oorzaak
1. Obstakel in het kanaalsysteem.
2. VAV-luchtstroomregeling geselecteerd, maar
druksensoren zijn niet aangesloten.
3. Defecte afvoerluchtventilator
Temperatuur elektrische verwarmer is gestegen
tot boven 100 °C, omdat:
1. De toevoerluchtstroom te laag bij hoge
verwarmingsvraag.
2. Stroomuitval tijdens de werking van de elektri-
sche verwarmer; de verwarmer kon niet afkoelen.
3. Storing in de elektrische verwarmer.
Luchttemperatuursensor stroomopwaarts van de
verdamper niet aangesloten of defect.
Een van de extra zonetemperatuursensoren is
defect of niet aangesloten.
De retourwatertemperatuur van de extra tempe-
ratuurzone waterverluchtverwarmer is onder de
toegestane limiet gezakt.
Niet aangesloten of defecte temperatuursensor in
de kast, die de temperatuur van de toevoerlucht
stroomafwaarts van de warmtewisselaar meet.
De kast is gestopt door een extern apparaat dat is
aangesloten op de extra zonemodule.
Signaal van de waterstroomsensor of circulatie-
pomp ontvangen.
De printplaat van de warmtepomp is buiten
werking of de aansluiting is defect.
C5-regelaar geblokkeerd.
Defecte regelelektronica of geen verbinding
tussen regelelektronica.
Toevoerluchtventilator of frequentieomvormer
werkt niet.
Retourventilator of frequentieomvormer werkt
niet.
De motor van de roterende warmtewisselaar of de
frequentieomvormer werkt niet.
Defecte regelelektronica of geen verbinding
tussen regelelektronica.
Defecte C5-regelaar.
1. Onjuist aangesloten of defecte externe
apparaten.
2. Defecte C5-regelaar.
Acties van de gebruiker
1. Controleer of de regelkleppen, luchtinlaat- en uitlaatope-
ningen niet geblokkeerd zijn, controleer of de stelkleppen niet
volledig gesloten zijn.
2. Als er VAV-luchtstroomregeling nodig is, installeer dan
druksensoren en verbind kanaalgemonteerde druksensoren.
Als de VAV-modus niet nodig is, selecteer dan CAV of DCV in
de instellingen.
3. Neem contact op met de bevoegde service.
1 a. Controleer het luchtkanaalsysteem, de luchtinlaat en
-uitlaatdempers, ventilatorwerking.
1 b. Verlaag de gewenste temperatuur.
1 c. Verhoog de intensiteit van de ventilatie.
2. Controleer of de kast is aangesloten op het elektriciteitsnet.
3. Neem contact op met de bevoegde service.
Zodra de storing is verholpen, moet u een oververhittingsbe-
veiligingszekering resetten voordat u de kast opnieuw opstart.
Zoek naar een gele sticker met het woord "Reset" in de kast die
een oververhittingsbeveiligingszekering markeert.
Neem contact op met de bevoegde service.
1. Controleer of de sensor is aangesloten. Als een sensor moet
worden vervangen, neem dan contact op met een bevoegde
servicevertegenwoordiger.
2. Controleer of de parameters voor de extra temperatuurzone
correct zijn gecon gureerd (zie hoofdstuk "Functies" of "Extra
zoneregeling C5" van de gebruiksaanwijzing).
1. Controleer de toestand van een circulatiepomp en het ver-
warmingssysteem naast de werking van een verwarmingskle-
paandrijving. Controleer of er warm water in het systeem is.
2. Controleer of de parameters voor de extra temperatuurzone
correct zijn gecon gureerd (zie hoofdstuk "Functies" of "Extra
zoneregeling C5" van de gebruiksaanwijzing)
Controleer of de sensor is aangesloten. Als een sensor moet
worden vervangen, neem dan contact op met een bevoegde
servicevertegenwoordiger.
Zodra het extra apparaat is gestopt, draait de kast in de
normale modus.
Controleer of er voldoende water in het systeem aanwezig is en
of de circulatiepomp en de watermengkleppen werken.
1. Controleer de stroomonderbrekers van de warmtepomp.
2. Neem contact op met de bevoegde service.
Neem contact op met de bevoegde service.
1. Controleer of alle draden en kabels zijn aangesloten tussen
de onderdelen van de kast.
2. Neem contact op met de bevoegde service.
1. Controleer of alle draden en kabels zijn aangesloten tussen
de onderdelen van de kast.
2. Controleer de ventilatorstroomonderbrekers.
3. Neem contact op met de bevoegde service.
1. Controleer of alle draden en kabels zijn aangesloten tussen
de onderdelen van de kast.
2. Controleer de ventilatorstroomonderbrekers.
3. Neem contact op met de bevoegde service.
1. Controleer of alle draden en kabels zijn aangesloten tussen
de onderdelen van de kast.
2. Neem contact op met de bevoegde service.
1. Controleer of alle draden en kabels zijn aangesloten tussen
de onderdelen van de kast.
2. Neem contact op met de bevoegde service.
Neem contact op met de bevoegde service.
1. Controleer de aansluiting van externe apparaten of neem
contact op met de vertegenwoordiger van de installateur.
2. Neem contact op met de bevoegde service.
37