Gebruik
Houd altijd uw handen, gezicht en kleding uit
1.
de buurt van het snijgarnituur wanneer dit
ronddraait. Als u dit niet doet, kan persoonlijk
letsel ontstaan.
2.
Houd tijdens gebruik omstanders en dieren ten
minste 15 meter uit de buurt van het gereed-
schap. Zet het gereedschap uit zodra iemand
dichterbij komt.
3.
Tijdens gebruik mag u nooit op een instabiele
of gladde ondergrond of op een steile helling
staan. Let in de winter op ijs en sneeuw, en
zorg er altijd voor dat u stevig staat.
4.
Werk nooit op een ladder of in een boom om te
voorkomen dat u de controle over het gereed-
schap verliest.
5.
Wanneer u het gereedschap achterlaat, al is
het maar even, verwijdert u altijd de accu. Een
onbeheerd gereedschap met een aangebrachte
accu kan door onbevoegden worden gebruikt en
tot een ernstig ongeval leiden.
6.
Alvorens het gereedschap in te schakelen, ver-
zekert u zich ervan dat het gereedschap niet
de grond of andere obstakels, zoals een boom,
raakt.
7.
Controleer het snijgarnituur tijdens gebruik
veelvuldig op barsten of beschadigingen.
Voordat u inspecteert, verwijdert u de accu
en wacht u tot het snijgarnituur volledig tot
stilstand is gekomen. Vervang een beschadigd
snijgarnituur onmiddellijk, ook wanneer het
slechts oppervlakkige barsten vertoont.
8.
Bedien het gereedschap niet tijdens slecht
weer of als de kans op bliksem bestaat.
Houd tijdens gebruik het gereedschap altijd
9.
met twee handen vast. Houd het gereedschap
tijdens het gebruik nooit met slechts één hand
vast.
10. Gebruik tijdens het werk het schouderdraag-
stel. Houd het gereedschap stevig tegen uw
rechterzij.
11.
Raak het tandwielhuis niet aan tijdens en
onmiddellijk na gebruik. Het tandwielhuis wordt
tijdens gebruik erg warm en kan brandwonden
veroorzaken.
12. Neem een pauze om te voorkomen dat u door
vermoeidheid de controle over het gereed-
schap verliest. Wij adviseren u ieder uur 10 tot 20
minuten te rusten.
13. Als u het gereedschap op een modderige
ondergrond, natte helling of gladde plaats
gebruikt, let u erop dat u stevig staat.
14. Vermijd werken in een ongunstige omgeving
waarin een verhoogde vermoeidheid van de
gebruiker kan worden verwacht.
15. Gebruik het gereedschap niet bij slecht weer
waarin het zicht beperkt is. Als u zich hier niet
aan houdt, kan dat een val of verkeerde bediening
veroorzaken als gevolg van het slechte zicht.
16. Dompel het gereedschap niet onder in een
waterplas.
17. Laat het gereedschap niet onbeheerd buiten in
de regen staan.
18. Wanneer natte bladeren of vuil blijft kleven aan
de aanzuigmond (ventilatieopening) als gevolg
van de regen, verwijdert u deze.
19. Gebruik het gereedschap niet in de sneeuw.
Snijgarnituren
1.
Voorkom bij gebruik van een metalen snijblad
dat terugslag kan optreden en wees altijd voor-
bereid op per ongeluk optredende terugslag.
Raadpleeg de tekst onder het kopje Terugslag.
2.
Als het gereedschap niet in gebruik is,
brengt u altijd de schede aan om het snijblad.
Verwijder de schede vóór gebruik.
Terugslag (stoot van het snijblad)
1.
Terugslag (stoot van het snijblad) is een plot-
selinge reactie op een klemmend of vastgelo-
pen metalen snijblad. Zodra dit optreed wordt
het gereedschap met grote kracht zijwaarts of
in de richting van de gebruiker geworpen en
kan het ernstig letsel veroorzaken.
Terugslag treedt met name op wanneer u met
2.
het snijbladsegment tussen 12 en 2 uur tegen
een hard voorwerp, struiken en takken met een
diameter van 3 cm of meer komt.
► Fig.2
3.
Om terugslag te voorkomen:
Gebruik het snijbladsegment tussen 8 en
1.
11 uur.
2.
Gebruik nooit het snijbladsegment tussen
12 en 2 uur.
3.
Gebruik het snijbladsegment nooit tussen
11 en 12 uur en tussen 2 en 5 uur, behalve
indien de gebruiker goed opgeleid en erg
ervaren is en dit onder zijn/haar eigen
verantwoordelijkheid doet.
4.
Gebruik het metalen snijblad nooit dicht-
bij harde voorwerpen, zoals afrasterin-
gen, muren, boomstammen en stenen.
5.
Houd het metalen snijblad nooit verticaal
voor werkzaamheden zoals kanten snij-
den of heggen snoeien.
► Fig.3
Trillingen
1.
Mensen met een slechte bloedsomloop die
worden blootgesteld aan sterke trillingen,
kunnen verwondingen aan bloedvaten of het
zenuwstelsel oplopen. Trillingen kunnen de
volgende symptomen veroorzaken in de vingers,
handen of polsen: 'Slapen' (gevoelloosheid), tinte-
len, pijn, stekend gevoel, verandering van huids-
kleur of van de huid. Als een van deze symptomen
zich voordoet, raadpleegt u uw huisarts!
Om de kans op 'witte-vingerziekte' te verklei-
2.
nen, houdt u uw handen warm tijdens het werk
en onderhoudt u het gereedschap en de acces-
soires goed.
Vervoeren
1.
Alvorens het gereedschap te vervoeren, scha-
kelt u het uit en verwijdert u de accu. Breng de
schede aan om het metalen snijblad.
66 NEDERLANDS