Stroomafname pulseinde
De parameter [A/ms] beschrijft de lineaire afname van de stroom bij het pul-
seinde, bijv.
0
100
1000
Stroomafname Tau
Tijdelijke overgang [ms] van een lineaire helling op de afbreekstroom (0 - 5)
0
5
Druppelafsplitsstroom
De druppelafsplitsstroom [A] is in de dalende impulsflank werkzaam en dient
voor het optimaliseren van de druppelafsplitsing. De afsplitsstroom moet gro-
ter zijn dan de grondstroom, omdat ander het gevaar van het afbreken van de
lasboog bestaat.
-
-
Druppelafsplitstijd
Duur [ms], hoe lang de afsplitsstroom actief is (0 - 50)
0
Pulsfrequentie
De pulsfrequentie [Hz] wordt door de druppelgrootte bepaald en is proportio-
neel met de draadaanvoersnelheid.
Lasboog (sta-
Draadaanvoer
tisch)
De via een impulsgever geregelde draadsnelheid [m/min] waarborgt een geregel-
de waarde voor de aanvoerrollen.
Gevolgen van een te hoge draadaanvoer:
-
-
Gevolgen van een te geringe draadaanvoer:
-
-
-
Spanning - ingestelde waarde
Deze parameter geeft de richtwaarde voor de spanning in [V] voor de boogleng-
teregeling.
116
=
geen stroomafname
=
zwakke lasboog
=
max. stroomafname (krachtige lasboog)
=
harde overgang, hard lasbooglawaai
=
zwakke overgang, zwakker lasbooggeruis
Een hoge afsplitsstroom zorgt voor een verhoging van de puls- of druppelaf-
splitsenergie
Een lage afsplitsstroom zorgt voor een verlaging van de puls- of druppelaf-
splitsenergie
=
geen afsplitsstroom
Te korte booglengte
Draadelektrode wordt niet voldoende opgesmolten - veel spatten door in-
dompelen van de draadelektrode in het smeltbad
Te lange booglengte
In de omgeving van de lasnaad kunnen kartels optreden
Vastsmelten van de elektrode aan contactbuis is mogelijk