6 In bedrijf nemen
Controlelamp (1) - sto-
ringsmelding (rood)
Controlelamp (2) - scha-
keltoestand (geel)
Controlelamp (3) - bedrijf-
stoestand (groen)
Bedrijfsstandenomscha-
keling (4)
24
6.2
Bedieningselementen
Fig. 13: Elektronica - relaisuitgang
1
Controlelamp voor storingsmelding (rood)
2
Controlelamp voor aanwijzing van de schakeltoestand (geel).
3
Controlelamp voor aanwijzing van de bedrijfstoestand (groen).
4
Bedrijfsstandenomschakeling voor de keuze van het schakelgedrag (min./
max.)
5
DIL-schakelaar voor instelling van het dichtheidsbereik
Het instrument bewaakt trillingsfrequentie, elektronicatemperatuur en
interne instrumentfuncties.
•
Rode LED brandt = storing
•
Relais wordt spanningsloos
De controlelamp voor aanwijzing van de schakeltoestand van het
relais.
Met de bedrijfsstandenomschakeling (4) kan de schakeltoestand en
daarmee ook de functie van de controlelamp worden veranderd.
•
Gele LED brandt = relais onder spanning
•
Groene LED brandt = voedingsspanning aan
Met de bedrijfsstandomschakeling (min./max.) kunt u de schakel-
toestand van het relais veranderen. U kunt daarmee de gewenste
bedrijfsstand conform de " functietabel" instellen (max. - maximaal
niveaudetectie resp. overvulbeveiliging, min. - minimaal niveaudetec-
tie resp. droogloopbeveiliging).
3
2
4
1
5
OPTISWITCH 5300 C • Relais