GEBRUIKSAANWIJZING
WOORDENLIJST
Signaalacceptatie - De tijd dat een signaal aanwezig moet zijn op een ingang voordat het wordt bevestigd.
Spoelventiel - 24V DC uitgang voor het aansturen van een spoelmagneet (maximaal 36W). Deze uitgang is actief tijdens de
werking van elke pomp.
Delay Time (Vertragingstijd) - Instelbare tijdsperiode tussen het bevestigen van een signaal en het begin van de werking van
een pomp.
Speed (Snelheid) - Instelbare rotatiesnelheid waarmee elke pomp werkt.
Debiet - De snelheid waarmee het product uit een pomp komt. Gespecificeerd in ml/min.
Run-Time - Instelbare tijdsperiode waarin een pomp werkt.
Dosering - De hoeveelheid product die bij elke pomp in een wascyclus moet worden gedoseerd.
Puls - Signaalnummer waarop een pomp moet werken. De pulsteller gaat terug naar nul wanneer de eenheid wordt gereset.
Resetvertraging - Instelbare tijdsperiode aan het einde van de wascyclus voordat de dispenser gereset wordt. De resetvertrag-
ing begint na de laatste pomp (d.w.z.: Pomp 8, bij een 8-pomps unit).
Relais - Bedrijfsmodus waarbij de pompen werken alsof ze rechtstreeks door de ingangssignalen worden aangestuurd.
Veiligheidsstop - Ingang watersensor om de aanwezigheid van water in een verdeelstuk te detecteren.
Cyclustellers - Geeft een overzicht van het aantal cycli en de tijdsduur die door elke pomp en elk programma is voltooid.
Aanzuigen - Laat de pomp draaien om de aanzuig- en persslangen te vullen.
Pompstop - Schakel de pompen uit in geval van een storing en om werking tijdens onderhoud te voorkomen.
45
Herziening 1.2
09/2024
B1054NLUL