BIJLAGE
A.2.5 Overbelastingsbeveiliging van de motor
De frequentieomvormers FR-E700 beschikken over een UL-gecertificeerde, interne elektronische motorbeveiligingsfunctie.
Als u de stroominstelling van de elektronische motorbeveiliging als overbelastingsbeveiliging van de motor gebruikt, stelt u
bij parameter Pr. 9 Stroominstelling voor elektronische motorbeveiliging de nominale motorstroom in.
De onderstaande afbeelding toont de karakteristieken van de overbelastingsbeveiliging van de motor.
Pr. 9 = 50 % van de nominale stroom
*1, 2
van de frequentieomvormer
*3
of meer
Outputvermogen van de frequentieomvormer
(% van de nominale outputstroom van de frequentieomvormer)
PAS OP
De werking van de elektronische motorbeveiliging wordt bij het resetten van de frequentieomvormer door het uit- en weer inschakelen
van de stroomvoorziening of door het schakelen van het RESET-signaal gereset. Vermijd daarom het onnodig resetten en
uitschakelen van de frequentieomvormer.
Als meerdere motoren op een frequentieomvormer zijn aangesloten, is een voldoende thermische motorbeveiliging niet
gegarandeerd. In dit geval dient de interne motorbeveiligingsschakelaar te worden uitgeschakeld. De thermische motorbeveiliging
moet dan door een externe motorbeveiliging (bijvoorbeeld PTC-elementen) worden gewaarborgd.
Bij een groot verschil in vermogen tussen frequentieomvormer en motor en een kleine parameterwaarde is een voldoende thermische
motorbeveiliging niet gegarandeerd. De thermische motorbeveiliging moet dan door een externe motorbeveiliging (bijvoorbeeld PTC-
elementen) worden gewaarborgd.
De thermische motorbeveiliging van speciale motoren moet door een externe motorbeveiliging (bijvoorbeeld PTC-elementen) worden
gewaarborgd.
Als de stroominstelling van de elektronische motorbeveiliging is ingesteld op een waarde kleiner dan 5 % van de nominale stroom van
de frequentieomvormer, werkt de motorbeveiligingsfunctie niet.
22
Pr. 9 = 100 % van de nominale stroom
*1, 2
van de frequentieomvormer
*3
of meer
Motorbeveiliging actief
Bereik rechts van de
karakteristiek
Normale werking Bereik
links van de karakteristiek
Verloop van de curve bij
gedeactiveerde motorbe-
veiliging
(Pr. 9 = 0 (A))
Overbelastings-
beveiliging tran-
sistor
De motorbeveiligingsfunctie registreert de motorfrequen-
tie en de motorstroom. In afhankelijkheid van deze beide
factoren en de nominale motorstroom zorgt de elektroni-
sche motorbeveiliging voor het activeren van de beveili-
gingsfuncties bij overbelasting.
Bij gebruik van een extern beluchte motor dient u para-
meter 71 in te stellen op een van de waarden "1, 13 tot
16, 50, 53 of 54" om het volledige instelbereik van het
toerental te kunnen benutten zonder thermische
declassering van de motor. Aansluitend wordt parame-
ter 9 ingesteld op de nominale stroom.
*1
Geldt voor een instelling van 50 % van de nominale stroom
van de frequentieomvormer.
*2
Dit percentage heeft betrekking op de nominale output-
stroom van de frequentieomvormer en niet op de nominale
motorstroom.
*3
Deze karakteristiek geldt ook bij de keuze van een extern
beluchte motor en het gebruik bij een frequentie van 6 Hz of
meer.