VEILIGHEIDSMAATREGELEN VOOR HET GEBRUIK
Leg op de E/A-klemmen geen spanning aan die de maximaal toelaatbare spanning voor de E/A-kringen overstijgt.
Hogere spanningen of spanningen met tegenovergestelde polariteit kunnen de input- en outputkringen beschadigen.
Controleer vooral de potentiometeraansluiting op een foutieve aansluiting van de klemmen 10-5.
De vermogensschakelaars MC1 en MC2 voor het omschakelen
Vergrendeling
van de motor op rechtstreekse werking op het stroomnet moeten
Stroom-
voorziening
zijn voorzien van een elektrische of mechanische afsluiting voor
M
3~
een wederzijdse blokkering.
Deze vergrendeling dient ter voorkoming van ontlaadstromen, die
Ontlaadstroom
tijdens het omschakelen kunnen ontstaan door lichtbogen en bij
Frequentieomvormer
de output van de frequentieomvormer kunnen komen.
Als een automatische herstart van de frequentieomvormer na een stroomuitval ongewenst is, moeten de
stroomvoorziening en de startsignalen van de frequentieomvormer worden onderbroken. Anders kan de
frequentieomvormer na herstel van de voedingsspanning plotseling weer aanslaan.
Aanwijzingen voor het gebruik met cyclisch veranderende belastingen.
Het vaak starten en stoppen van de aandrijving of een cyclisch gebruik met wisselende belasting kan door de
temperatuurwijzigingen binnenin de transistormodule leiden tot een vermindering van de levensduur van die module.
Doordat deze "thermische stress" vooral wordt veroorzaakt door stroomverandering tussen "overbelasting" en "normale
werking", moet de hoogte van de overbelastingsstroom door de juiste instellingen zoveel mogelijk worden verlaagd. Dat
kan er echter toe leiden dat de aandrijving niet meer de gewenste prestaties of dynamiek bereikt. Kies in dat geval voor
een model omvormer met een hoger vermogen.
Overtuig u ervan dat de frequentieomvormer aan de systeemeisen voldoet.
Als er toerentalschommelingen optreden, omdat het ingangssignaal bij analoge voorinstelling van de gewenste waarde
door elektromagnetische storingsinvloeden van de frequentieomvormer wordt gestoord, moet u de volgende maatrege-
len treffen:
– Leg de vermogens- en signaalkabel nooit parallel naast elkaar en bundel deze niet.
– Leg de signaal- en vermogenskabel zo ver als mogelijk uit elkaar.
– Gebruik alleen afgeschermde signaalkabels.
– Voorzie de signaalkabel van een ijzeren kern (voorbeeld: ZCAT3035-1330 TDK).
10