Het selecteren van de scènefunctie voor elke opname (Scènefunctie)
In [SCÈNE MODE], kunt u de scènefunctie selecteren elke keer dat u een opname maakt.
2
1
In stap
, de functieknop instellen op [¿].
2
Op 3/4/2/1 drukken om de scènefunctie te kiezen en vervolgens op [MENU/
SET] drukken om in te stellen.
•
U kunt ook naar de menuschermen overschakelen in een menu-onderdeel door het
zoomhendeltje te verplaatsen.
•
Het opnamescherm voor de geselecteerde scènefunctie zal afgebeeld worden.
Aantekening
•
Om de scènefunctie te veranderen, op [MENU/SET] drukken en vervolgens op 1 drukken en
terugkeren naar stap
•
De flitsinstelling van de scènefunctie wordt weer op de begininstelling gezet wanneer de
scènefunctie veranderd wordt.
•
Wanneer u een opname maakt met een scènefunctie dat niet geschikt is voor dat doeleinde,
kan de tint van het beeld verschillen van de werkelijke scène.
•
De volgende items kunnen niet ingesteld worden in de scènefunctie omdat het toestel ze
automatisch op de optimale instelling zet.
–
[SLIMME ISO]/[GEVOELIGHEID]/[I. EXPOSURE]/[KORTE SLUITERT.]/[KLEURFUNCTIE]
•
Sluitertijd voor scènefuncties met uitzondering van [PANORAMA ASSIST], [SPORT],
[NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [KAARSLICHT], [BABY1]/[BABY2], [HUISDIER],
[FLITS-BURST], [STERRENHEMEL], [VUURWERK] en [HOGE DYNAMIEK] zullen van 1/4ste
van een seconde tot 1/2000ste van een seconde zijn.
Gevorderd (Opname van beelden)
3
.
- 67 -