? het display knippert en toont Ai?
! De melding "Ontstekingsvermogen bereikt" van
de stelaandrijving ontbreekt.
• Regelklep en werking van de eindschakelaars
in de stelaandrijving controleren.
• Bedrading controleren.
• Stelaandrijving controleren.
• Kan men de fout door deze maatregel niet
verhelpen, dan het apparaat demonteren en in
de fabriek laten nakijken.
? het display knippert en toont b E?
! Interne communicatie met busmodule is ge-
stoord.
• Aansluiting van de busmodule controleren.
• De aangesloten aandrijvingen moeten van
beschermende bedrading overeenkomstig de
opgave van de fabrikant worden voorzien.
➔ Daardoor worden hoge spanningspieken voor-
komen, die een storing van het apparaat BCU
veroorzaken kunnen.
• Ontstoorde elektrodenstekkers (1 kΩ) gebrui-
ken.
• Kan men de fout door deze maatregel niet
verhelpen, dan het apparaat demonteren en in
de fabriek laten nakijken.
! Busmodule is defect.
• De busmodule vervangen.
? het display knippert en toont bc?
! Verkeerde of defecte parameter-chip-card (PCC).
• Alleen een hiervoor bestemde parame-
ter-chip-card gebruiken.
• Defecte parameter-chip-card vervangen.
? het display knippert en toont c 1?
! Ingangssignaal van de klepeindschakelaar (POC)
ontbreekt wanneer de installatie bedrijfsklaar is.
• Bedrading controleren.
➔ Bij gesloten klep moet er netspanning en bij ge-
opende klep geen netspanning op het apparaat
BCU (klem 45) aanwezig zijn.
• De eindschakelaar en de klep op hun juiste
werking controleren; defecte klep vervangen.
A
E
1
? het display knippert en toont c 8?
! De BCU krijgt geen informatie, dat het eindscha-
kelaarcontact nog geopend is.
• Bedrading controleren.
• Parametrering van de ingangen klem 36, 37
of 38 controleren.
➔ Tijdens de start moet bij gesloten klep netspan-
ning en bij geopende klep geen netspanning op
de BCU (klem 45) aanwezig zijn.
• De eindschakelaar en de klep op hun juiste
werking controleren; defecte klep vervangen.
? het display knippert en toont F1?
! Een van de externe vlamrelais herkent vreemd
licht (een verkeerd vlamsignaal).
• Het vreemde licht wegnemen.
! De aansturing van klem 67 is verkeerd.
• De aansturing van klem 67 controleren.
? het display knippert en toont F2?
! Een van de externe vlamrelais herkent geen
vlamsignaal gedurende de veiligheidstijd.
• De aansturing van klem 68 controleren.
? het display knippert en toont F3?
! Een van de externe vlamrelais herkent geen
vlamsignaal gedurende de vlamstabilisatietijd.
• De aansturing van klem 68 controleren.
? het display knippert en toont F4?
! Een van de externe vlamrelais herkent geen
vlamsignaal tijdens bedrijf.
• De aansturing van klem 68 controleren.
? het display knippert en toont n 0?
! Geen verbinding tussen het apparaat BCU en de
PLC (controller).
• Bedrading controleren.
NL-22
8
F 1
F 2
F 3
F 4
0