Richtlijnen voor de installatie van optionele SCSI-eenheden
✎
✎
Handleiding voor de hardware
Als u Ultra ATA- en SCSI-vaste schijven in hetzelfde systeem
combineert, zal de Ultra ATA-eenheid als opstarteenheid fungeren
tenzij de opstartvolgorde via Computerinstellingen (F10) is gewijzigd.
Wanneer u een vaste-schijfeenheid vervangt, moet de nieuwe vaste
schijf van hetzelfde type zijn als de schijfeenheid die wordt
vervangen. Als u een Ultra ATA-vaste schijf vervangt door een
SCSI-vaste schijf, heeft u een optiepakket met een multimode
LVD (Low Voltage Differential) SCSI-kabel nodig.
Als er slechts één SCSI-eenheid wordt gebruikt, installeert u deze
in schijfpositie 4 als de computer vier of meer schijfposities heeft.
Voordat u een SCSI-eenheid installeert, doet u het volgende:
■
Controleer de SCSI-ID van de schijfeenheid en kies, indien
nodig, een uniek nummer voor de SCSI-ID. Zie het gedeelte
"Richtlijnen voor het gebruik van SCSI-eenheden" in deze
appendix of raadpleeg de documentatie bij de eenheid.
■
Controleer of de terminatorfunctie van de eenheid al dan niet
moet worden ingeschakeld. Breng indien nodig de terminator
aan. Zie het gedeelte "SCSI-kabels gebruiken" in deze appendix
of raadpleeg de documentatie bij de eenheid.
Het kan zijn dat bepaalde eenheden niet zijn voorzien van
terminatorjumpers. Deze eenheden moeten worden afgesloten door
middel van een kabel met terminator.
Zet de externe SCSI-eenheid aan voordat u de computer aanzet.
Hierdoor kan de controller van de systeemkaart de externe
SCSI-eenheid herkennen en automatisch opnieuw instellen. Als u een
externe SCSI-eenheid aansluit op de externe SCSI-connector aan de
achterkant van de computer, vormt deze eenheid het einde van de
SCSI-keten en moet deze eenheid worden afgesloten.
Richtlijnen voor het installeren van vaste schijven
B–5