Vervangen van brandstoffilter
Vervang het op de leiding gemonteerde brandstoffilter iedere
100 uur (een keer per seizoen) of vaker als het verstopt is.
Vervang het filter op de volgende wijze:
1 Klap de motorkap omhoog.
2 Haal de slangklemmen weg bij het filter. Gebruik een
platte tang.
3 Trek het filter los van de slanguiteinden.
4 Druk het nieuwe filter in de uiteinden van de leiding. Indien
nodig kan een zeepoplosssing op de filteruiteinden
aangebracht worden om de montage te
vergemakkelijken.
5 Zet de slangklemmen weer terug bij het filter.
Controleren van het luchtfilter van
de brandstofpomp
Controleer regelmatig of het luchtfilter van de brandstofpomp
vrij is van vuil.
Het filter kan indien nodig worden gereinigd met een penseel.
Vervangen van luchtfilter
WAARSCHUWING! Het uitlaatsysteem is
!
warm. Laat het afkoelen voordat u begint aan
het vervangen van het luchtfilter.
Als de motor zwak lijkt of onregelmatig loopt kan de oorzaak
zijn dat het luchtfilter is verstopt. Het is daarom van belang het
luchtfilter regelmatig te vervangen (zie onder Onderhoud/
Onderhoudsschema voor het juiste service-interval).
Vervangen van luchtfilter gaat als volgt:
1 Maak de knoppen los waarmee de filterkap vastzit en
verwijder hem.
20 –
Dutch
ONDERHOUD
2 Neem het filterpatroon uit het filterhuis.
3 Reinig het filter door er voorzichtig mee op een hard
oppervlak te kloppen. Gebruik geen perslucht om het filter
te reinigen. Vervang het luchtfilter als dit nog steeds vuil is.
Vervang het papierfilter altijd om de 200 uur.
BELANGRIJK! Laat de motor nooit draaien wanneer het
luchtfilter is verwijderd.
4 Controleer het schuimplastic filter, maak het schoon of
vervang het. Maak het voorfilter schoon door het met
water en schoonmaakmiddel te wassen.
5 Droog het voorfilter goed af.
6 Plaats het voorfilter en het papierfilter terug in de
luchtfilterunit. Verzeker u ervan dat de luchtfiltercartridge
correct in de sleuf is gecentreerd.
7 Monteer het luchtfilterdeksel.
Ontstekingssysteem
De motor is voorzien van een elektronische ontsteking. Alleen
de bougie heeft onderhoud nodig.
Aanbevolen bougie, zie Technische Gegevens.
N.B.! Een verkeerd type bougie kan de motor beschadigen.
Vervangen van bougie
1 Trek de bougiedop los en maak het rond de bougie
schoon.
2 Verwijder de bougie met een 3/4' (19 mm) bougiedop.
3 Controleer de bougie. Vervang de bougie wanneer de
elektroden rondom verbrand zijn of wanneer de isolator
gescheurd of beschadigd is. Maak de bougie schoon met
een staalborstel als die moet worden gebruikt.
4 Meet de elektrodenafstand met een voelermaat. De
afstand moet 0,75 mm / 0,030" zijn. Stel de afstand indien
nodig af door de massaelektrode te buigen.
5 Schroef de bougie met de hand terug om te voorkomen
dat het schroefdraad beschadigd raakt.