19.3 Controlelijst voor de inbedrijfstelling
FXFA20~125A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599624-1D – 2022.02
OPMERKING
Koelstand. Laat het systeem proefdraaien in de koelstand om afsluiters die niet
openen te detecteren. Zelfs als de gebruikersinterface was ingesteld op verwarmen,
werkt de unit gedurende 2‑3 minuten in de koelstand (terwijl het
verwarmingssymbool op de gebruikersinterface staat), waarna zij automatisch
overschakelt naar de verwarmingsstand.
WAARSCHUWING
Als de panelen van de binnenunits nog niet geïnstalleerd zijn, moet u de voeding na
het proefdraaien uitschakelen. Schakel hiervoor het systeem UIT via de
gebruikersinterface. Leg de unit NIET stil met de stroomonderbrekers.
1 Controleer na de installatie van de unit de hierna vermelde punten.
2 Sluit de unit.
3 Schakel de unit in.
Lees de volledige instructies voor installatie en gebruik, zoals beschreven in de uitgebreide
handleiding voor de installateur en de gebruiker.
Installatie
Controleer of de unit correct is geïnstalleerd om abnormale geluiden en trillingen te
voorkomen bij het opstarten van de unit.
Afvoer
De afvoer moet vlot stromen.
Mogelijk gevolg: Er kan condenswater naar beneden druppelen.
Lokale bedrading
Controleer of de lokale bedrading volgens de in het hoofdstuk
4
installatie" [
65] beschreven instructies, de bedradingsschema's en de geldende wetgeving
is uitgevoerd.
Voedingsspanning
Controleer de voedingsspanning op het lokale voedingspaneel. De spanning MOET
overeenstemmen met de spanning op het naamplaatje van de unit.
Aardingsbedrading
Controleer of de aardingskabels goed zijn aangesloten en de aardingsklemmen stevig zijn
vastgemaakt.
Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingen
Controleer of de zekeringen, de stroomonderbrekers of de lokaal geïnstalleerde
beveiligingen van het in het hoofdstuk
grootte zijn. Controleer of er geen zekering of beveiliging is overbrugd.
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde elektrische componenten in de
elektrische componentenkast en binnenin de unit zichtbaar zijn.
Leidingdiameter en leidingisolatie
Installeer leidingen met de juiste diameter en isoleer ze zoals voorgeschreven.
Beschadigde apparatuur
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde onderdelen of platgedrukte
leidingen.
19
|
4
"18 Elektrische
installatie" [
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
Inbedrijfstelling
"18 Elektrische
65] vermelde type en
71