10
Ingebruikname
Totale hardheid bij kleinste ketelverwarmings-
Totaal ver-
2)
oppervlakte
warmings-
vermogen
20 l/kW
kW
°dH
mol/m
Geen vereiste of
< 50
1)
1)
< 16,8
< 3
> 50 tot
11,2
2
200
1) Bij installaties met circulatiewaterverwarmers en voor syste-
men met elektrische verwarmingselementen
2) van het specifieke installatievolume (liter nominale inhoud/
verwarmingsvermogen; bij meerketelinstallaties ketels moet
het laagste individuele verwarmingsvermogen ingezet wor-
den). Deze gegevens gelden alleen tot het 3-voudige installa-
tievolume voor vul- en bijvulwater. Als het drievoudige instal-
latievolume overschreden wordt, moet het water, precies
zoals bij overschrijding van de in tabel 10.2 genoemde grens-
waarden, volgens de voorschriften van de VDI behandeld wor-
den (ontharden, demineraliseren, hardheidsstabilisatie of
spuien).
10.2 Richtwaarden voor het verwarmingswater: waterhardheid
Toegestaan zoutgehalte
Kenmerken van het
Eenheid zoutarm
verwarmingswater
Elektrisch geleidings-
mS/cm
vermogen bij 25 °C
Uitzicht
pH-waarde bij 25 °C
Zuurstof
mg/l
1) Bij aluminium en aluminiumlegeringen is het pH-waardebereik
van 6,5 tot 8,5 beperkt.
10.3 Richtwaarden voor het verwarmingswater: zoutgehalte
10.4
Vuldruk aflezen
De CV-ketel is met een analoge manometer uitgerust
(¬ afb. 3.1) en beschikt daarnaast over een symbolische
balkindicatie voor de vuldruk van de CV-installatie en over
een digitale druk- en temperatuurindicatie.
De manometer ziet u als u de frontmantel van de CV-ketel
verwijderd hebt.
Voor het aflezen van de digitale waarde van de vuldruk
drukt u twee keer op de rechter keuzetoets.
28
> 20 l/kW
> 50 l/kW
< 50 l/kW
3
3
°dH mol/m
°dH
mol/m
11,2
2
0,11
0,02
8,4
1,5
0,11
0,02
zouthoudend
< 100
100 - 1500
vrij van gesedimenteerde
stoffen
1)
1)
8,2 - 10,0
8,2 - 10,0
< 0,1
< 0,02
10.5
CV-installatie vullen en ontluchten
Attentie!
b
3
Beschadigingsgevaar door vervuilde lei-
dingen!
Vreemde voorwerpen, zoals lasresten,
afdichtingsresten of vuil in de waterleidin-
gen kunnen schade aan de CV-ketel veroor-
zaken.
> Spoel de CV-installatie voor de ingebruik-
name grondig uit.
Als een perfecte werking van de CV-installatie gegaran-
deerd moet zijn, dan moet de wijzer van de manometer bij
een koude CV-installatie in de bovenste helft van het don-
kergrijze bereik of in het middelste bereik van de balkindica-
tie in het display (door de gestippelde grenswaarden gemar-
keerd) staan. Dit komt overeen met een vuldruk tussen
0,1 MPa en 0,2 MPa (1,0 bar en 2,0 bar).
U kunt de precieze vuldruk ook op het display laten weer-
geven.
Als de CV-installatie zich over meerdere verdiepingen uit-
strekt, dan kunnen hogere waarden voor de vuldruk vereist
zijn om lucht in de CV-installatie te vermijden.
> Voor u de CV-installatie vult, dient u ze grondig te spoelen.
> Haal de frontmantel van de CV-ketel eraf (¬ hfdst. 4.6).
10.2 Automatische ontluchter
> Draai de kap van de automatische ontluchter (1) een tot
twee slagen los.
> Open alle thermostaatkranen.
i
De ecoTEC pro ontlucht het CV-circuit tijdens de
permanente werking automatisch via de auto-
matische ontluchter.
> Kies het testprogramma P.06 (¬ hfdst. 10.2).
Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC pro 0020129668_02
1