3.6
Afstanden bij de opstelling
A
H
1200
2000
Afb. 6
Afstanden bij de opstelling
[*]
De afstand kan aan één kant worden verminderd. Dit kan wel lei-
den tot een hoger geluidsniveau.
[A]
Opstelafstanden van de warmtepomp.
4
Installatievoorbereiding
4.1
Opstellingslocaties
▶ Buitenunit buiten op een vlakke, stabiele ondergrond plaatsen.
▶ Let er bij de opstelling van de warmtepomp op dat de bereikbaarheid
voor onderhoud op elk moment gegarandeerd is. Als de toegang be-
perkt is, bijvoorbeeld door de hoogte van het plafond, moet u pas-
sende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat het onderhoud
zonder extra tijd en dure hulpmiddelen kan worden uitgevoerd.
▶ Let bij de opstelling op de geluidsoverdracht van de warmtepomp,
vooral met het oog op eventuele geluidsoverlast voor buren.
▶ De warmtepomp indien mogelijk niet bij geluidsgevoelige ruimten
opstellen.
▶ Stel de warmtepomp niet op in een hoek, waar deze aan 3 zijden is
omgeven door muren. Dit kan leiden tot een verhoogd geluidsniveau
en meer verontreiniging van de verdamper.
Afb. 7
Plaatsing op een door muren omgeven locatie vermijden.
Compress 7400i AW – 6721840488 (2023/11)
2000
2000
800)
400
0010018524-002
H
1200
2000
500)
▶ Bij vrijstaande opstelling (niet dichtbij een gebouw):
- Installeer de warmtepomp niet met de aanzuigzijde direct op het
zuiden om te voorkomen dat de zon de luchttemperatuursensor be-
ïnvloed.
- Bescherm de aanzuigzijde door een wand of iets dergelijk.
- Dakopstelling : max. 1 verdieping / 3m hoog.
Afb. 8
Vrijstaande warmtepomp
▶ Stel de warmtepomp bij voorkeur zo op dat de wind niet direct van
voren komt.
▶ Stel de buitenunit van de warmtepomp zodanig op, dat er geen
sneeuw of water vanaf het dak op valt. Wanneer deze opstelling niet
kan worden voorkomen, dan moet een beschermdak worden gemon-
teerd.
Let erop wanneer boven de warmtepomp een beschermdak wordt geïn-
stalleerd, dat het mogelijk moet zijn, het isolatiemateriaal van de warm-
tepomp naar boven toe weg te nemen.
▶ Monteer bij de modellen 5 OR–7 OR het dak op een minimale afstand
van 500 mm boven de warmtepomp.
▶ Bij een afneembaar dak is de minimale hoogte voor alle modellen
400 mm boven de warmtepomp.
4.2
Condensafvoer
Condens via een vorstvrije, eventueel van tracing voorziene afvoer van
de warmtepomp afvoeren. De afvoer moet voldoende helling hebben,
zodat water niet in de afvoerleiding kan blijven staan.
Het condens kan in een kiezelbed, een steenbak of in een regenwateraf-
voer worden geleid.
Installatievoorbereiding
2000
2000
400
7