Installatie
Installatie voor XP-systeem
met XL-luchtmotor
Beperk het risico van injectie door de huid en schokken
door het XP-spuittoestel uit te schakelen voordat u de
XP PressureTrak installeert. Voer de procedures voor
Uitschakelen en Drukontlasting in de
bedieningshandleiding van het XP-spuittoestel.
De procedures in dit hoofdstuk zijn specifiek voor
elke component van de XP PressureTrak. Raadpleeg
de bedieningshandleiding van uw spuittoestel voor
installatie-instructies.
1.
Voer de Drukontlastingsprocedure uit.
Zie de bedieningshandleiding voor uw XP.
2.
Verwijder het luchtventieldeksel (VC).
3.
Verwijder de bovenste bouten van het uitlaatverdeelstuk
en gebruik vervolgens de bouten om de modulebeugel
en de PressureTrak te bevestigen.
14
4.
Verwijder de plug (126) en de O-ring (125) door de
borgring (127) te verwijderen.
5.
Bevestig de spoel (3d) en de beugel (17) aan het
luchtventiel en draai de bouten (23) vast.
6.
Steek de O-ring (3j) in de druksensor (3c). Smeer
de O-ring en monteer deze in de A-zijde (blauw)
van het verdeelstuk. Draai de moer van de sensor
aan met 54-67 N•m (40-50 in-lb) Steek de O-ring (3j)
in de druksensor (3c). Smeer de O-ring en installeer
deze in de B-zijde (groen) van het verdeelstuk.
Draai de moer van de sensor aan met 54-67 N•m
(40-50 in-lb).
7.
Monteer de kabelboom van de druksensor (XD) door
de klem (20) en zet deze vast aan het frame met de
bout (4) en de moer (5).
8.
Verwijder de bouten (3e) om de PressureTrak-module
(XA) naar buiten te schuiven.
9.
Sluit de accu aan op de accupolen.
10. Schuif de PressureTrak-module (XA) in het kanaal van
de behuizing (XB) en zet deze vast met twee bouten (3e).
11. Vervang het originele luchtventieldeksel door het nieuwe
luchtventieldeksel (VC)
3A8999J