Bij onvoldoende helling wordt aanbevolen
een condensaatpomp te gebruiken.
Wanneer voor de afvoer van het
condenswater de condensaatpomp PK 9
(bestelnr. zie paragraaf 1.6) wordt gebruikt,
moet de warmtepomp ca. 100 mm hoger
geplaatst worden.
3.9 Buffervat
Om een storingsvrije werking van de warm-
tepomp te garanderen moet een buffervat
worden toegepast. Het buffervat (buffervat
SBP) dient niet alleen voor de hydraulische
ontkoppeling van de volumestromen maar
in warmtepomp en verwarmingscircuit maar
vooral als energiebron voor het ontdooien
van de verdamper.
3.10 Tweede verwarmingstoestel
Bij bivalente verwarmingssystemen moet de
warmtepomp altijd in de retourleiding van het
tweede verwarmingstoestel (bijv. olieketel)
worden geïntegreerd.
Montage en bekleding (buitenopstelling)
1 Basistoestel
2 Afdekking (buitenopstelling)
3 Zijwanden ventilator- en verdamperzijde
4 Voorwand
Delen zijn identiek
5 Achterwand
Afb. 11
10
3.11 Ventilator controleren
De ventilator moet de voorgeschreven draai-
richting hebben.
Door ondeskundig transport kan een geringe
verplaatsing van de ventilator worden veroor-
zaakt zodat het ventilatorwiel tegen het inlaat-
mondstuk aanloopt. Eventueel kan de houder
van de ventilator in de langgaten naar links of
rechts worden verschoven. Een verstelling in
de hoogte kan met een overeenkomstige ver-
plaatsing van de afstands-hoekplaat van boven
naar onder de houder en omgekeerd mogelijk.
1
3
2
1 Afstand hoekplaten, boven
2 Afstand-hoekplaten, onder
3 Ventilator
Afb. 10
5
3.12 Montage van de bekleding.
1. Op het basistoestel moeten de 8
„snelschroeven" (aan elke kant aan de
boven- en onderzijde en in het midden)
losgemaakt en bewaard worden.
2. De deksel op het basistoestel plaatsen
en aan elke zijde bevestigen met de
„snelschroef"
3. Het toestel hydraulisch en electrisch
aansluiten.
4. De zijwanden, voor en achterzijde in de
haken van het basistoestel hangen en met
de snelschroeven aan elke zijde bevestigen.
3.13
Luchtslangen monteren
(alleen bij binnenopstelling)
3.13.1De geleiding van de aanzuiglucht van
buiten naar de warmtepomp alsmede de
uitblaaslucht van de warmtepomp in de open
lucht vindt via luchtslangen plaats. Deze zijn
zeer flexibel, warmte-geïsoleerd en hebben
een zelfblusssend brandgedrag overeenkoms-
tig ASTMD 1692-67 T.
Warmtegeïsoleerde luchtslangen zijn in leng-
tes van 3 m en 4 m leverbaar (bestelnummer
zie paragraaf 1.6).
3.13.2 Aanwijzingen m.b.t. de installatie van
de luchtslangen
Voor het op maat snijden op de noodza-
kelijke lengte een scherp mes en voor het
doorknippen van de draadspiraal een zijsnijder
gebruiken.
Een verlenging van de luchtslang is door het