Hoofdstuk 13.0 EN overeenstemming
werken zoals bedoeld. Ramen, deuren, wanden, plafonds en andere bouwmaterialen van het gebouw moeten voldoende sterk en geconstrueerd zijn om het
verwachte beveiligingsniveau te bieden. Tijdens en na elke bouwactiviteit moet een herevaluatie worden uitgevoerd. Een beoordeling door de brandweer en/of
politie wordt sterk aangeraden, indien deze dienst beschikbaar is.
Criminele kennis
Het systeem bevat beveiligingsfuncties die ten tijde van de productie als effectief bekend stonden. Het is mogelijk dat personen met criminele bedoelingen
technieken ontwikkelen die de effectiviteit van deze functies verminderen. Het is belangrijk dat een beveiligingssysteem op gezette tijden wordt gecontroleerd om
ervoor te zorgen dat de functies ervan effectief blijven en worden bijgewerkt of vervangen als het systeem niet de verwachte beveiliging biedt.
Toegang door indringers
Indringers kunnen via een niet-beveiligd toegangspunt binnenkomen, een detectieapparaat omzeilen, detectie voorkomen door binnen te komen via een gebied met
onvoldoende dekking, een waarschuwingsapparaat onklaar maken of zorgen dat het systeem niet naar behoren of helemaal niet meer werkt.
Stroomstoring
Regeleenheden, inbraakdetectoren, rookmelders en vele andere beveiligingsapparatuur vereisen een adequate stroomvoorziening voor een juiste werking. Als een
apparaat op batterijen werkt, dan kunnen de batterijen uitvallen. Zelfs als de batterijen niet uitvallen, moeten deze worden opgeladen, in goede staat blijven en
juist worden geplaatst. Als een apparaat alleen op wisselstroom werkt, kan iedere onderbreking, hoe kort ook, het apparaat stilzetten omdat het dan zonder stroom
zit. Stroomonderbrekingen, hoe lang ze ook duren, gaan vaak gepaard met spanningsfluctuaties die elektronische apparatuur, zoals een beveiligingssysteem,
kunnen beschadigen. Als er een stroomonderbreking is geweest, dan moet u direct een volledige systeemtest uitvoeren om na te gaan of het systeem goed werkt.
Storing van vervangbare batterijen
De draadloze zenders van dit systeem zijn zodanig ontworpen dat zij onder normale omstandigheden een jarenlange levensduur van de batterij kunnen bieden. De
verwachte levensduur van de batterij is een functie van de apparaatomgeving, het gebruik en het type. Omgevingsomstandigheden, zoals hoge vochtigheid, hoge of
lage temperaturen of grote temperatuurschommelingen, kunnen de verwachte levensduur van de batterij verkorten. Hoewel elk zendapparaat een legebatterijmonitor
heeft die aangeeft wanneer de batterijen moeten worden vervangen, is het mogelijk dat deze monitor niet werkt zoals verwacht. Regelmatige tests en onderhoud
zorgen ervoor dat het systeem in goede staat blijft.
Aantasting door (draadloze) radiofrequentieapparaten
Onder sommige omstandigheden kunnen de signalen de ontvanger niet bereiken, bijvoorbeeld als er metalen objecten op of dicht bij het radiopad zijn geplaatst, bij
opzettelijke storingen of andere onopzettelijke interferentie van radiosignalen.
Systeemgebruikers
Het kan voorkomen dat een gebruiker een paniek- of noodschakelaar niet kan gebruiken vanwege een permanente of tijdelijke lichamelijke handicap, het
onvermogen het apparaat op tijd te bereiken of onbekendheid met de juiste bediening. Het is belangrijk dat alle systeemgebruikers worden getraind in het juiste
gebruik van het alarmsysteem en dat ze weten wat ze moeten doen wanneer het systeem een alarm aangeeft.
Rookmelders
Hier volgt een aantal redenen waarom rookmelders die deel uitmaken van dit systeem, bewoners niet altijd op de juiste manier voor brand kunnen waarschuwen.
Rookmelders kunnen verkeerd zijn geïnstalleerd of geplaatst. Het kan zijn dat de rook de rookmelders niet kan bereiken, bijvoorbeeld wanneer de brand in een
schoorsteen, wanden of daken uitbreekt, of aan de andere kant van gesloten deuren. Rookmelders detecteren de rook niet als deze afkomstig is van een brand op
een andere etage van de woning of het gebouw.
Alle branden verschillen op basis van de hoeveelheid rook die er bij de brand vrijkomt en de brandsnelheid. Niet alle rookmelders kunnen alle soorten brand even
goed detecteren. Rookmelders waarschuwen niet altijd op tijd als er brand uitbreekt die wordt veroorzaakt door onvoorzichtig handelen of gevaren die ontstaan bij
roken in bed, heftige ontploffingen, gas dat vrijkomt, een onjuiste opslag van brandbare materialen, overbelasting van stroomcircuits, kinderen die met lucifers
spelen of brandstichting.
Zelfs als de rookmelder goed werkt, kunnen er zich omstandigheden voordoen waarbij de melder onvoldoende waarschuwt waardoor niet alle bewoners op tijd weg
kunnen komen om letsel of de dood te voorkomen.
Bewegingsmelders
Bewegingsmelders kunnen alleen beweging binnen de toegewezen ruimten detecteren, zoals te zien is in de respectieve installatie-instructies. Ze kunnen geen
onderscheid maken tussen indringers en bewoners. Bewegingsmelders bieden geen volumetrische gebiedsbeveiliging. Ze hebben meerdere detectiebundels en
beweging kan alleen worden gedetecteerd in onbelemmerde ruimten die door deze bundels worden beveiligd. Ze kunnen geen beweging detecteren die plaatsvindt
achter wanden, plafonds, gesloten deuren, glazen puien, glazen deuren of ramen of onder vloeren. Elke vorm van manipulatie, bedoeld of onbedoeld, zoals het
verhullen, verven of spuiten van een willekeurig materiaal op de lenzen, spiegels, ramen of ander deel van het detectiesysteem, zal afbreuk doen aan de juiste
werking.
Passieve infrarood bewegingsmelders werken door het detecteren van temperatuursverschillen. De effectiviteit van de melders kan echter verminderen wanneer de
omgevingstemperatuur dicht bij of boven de lichaamstemperatuur komt of als er bedoelde of onbedoelde warmtebronnen in of dicht bij het detectiegebied komen.
Sommige van deze warmtebronnen kunnen verwarmingen, radiatoren, ovens, barbecues, open haarden, zonlicht, stoomopeningen, verlichtingen, enz. zijn.
Waarschuwingsapparaten
Waarschuwingsapparaten, zoals sirenes, bellen, claxons of stroboscopen, waarschuwen of wekken mensen niet altijd als er een tussenliggende wand of deur is.
Als er waarschuwingsapparaten op een andere verdieping van het gebouw zijn geïnstalleerd, dan is de kans kleiner dat de bewoners worden gewaarschuwd of
gewekt. Hoorbare waarschuwingsapparaten kunnen worden gestoord door andere geluidsbronnen zoals stereo-installaties, televisies, airconditioners of andere
apparaten of passerend verkeer. Hoorbare waarschuwingsapparaten, hoe luid ook, zijn mogelijk niet hoorbaar voor iemand die slechthorend is.
Telefoonlijnen
Als er telefoonlijnen worden gebruikt om alarmen door te geven, dan kunnen deze mogelijk bepaalde perioden buiten gebruik of in gesprek zijn. Bovendien kan een
indringer de telefoonlijn doorknippen of de werking ervan met geavanceerdere middelen teniet doen, wat moeilijk te detecteren kan zijn.
Onvoldoende tijd
Er kunnen zich omstandigheden voordoen waarin het systeem als bedoeld reageert, maar waarin de bewoners toch niet beschermd zijn tegen noodgevallen doordat
ze niet in staat zijn om tijdig op de waarschuwingen te reageren. Als het systeem wordt bewaakt, dan is de reactie mogelijk te laat om de bewoners of hun
eigendommen te beschermen.
Storing van componenten
Hoewel alles in het werk is gesteld om dit systeem zo betrouwbaar mogelijk te maken, werkt het systeem mogelijk niet zoals bedoeld door storing van een
component.
Ondeugdelijk testen
De meeste problemen waardoor een alarmsysteem niet werkt zoals is bedoeld, kunnen worden gevonden door regelmatig te testen en onderhoud te plegen. Het
complete systeem moet wekelijks worden getest en direct na een inbraak, poging tot inbraak, brand, storm, aardbeving, ongeval of iedere bouwactiviteit binnen of
buiten het terrein. Het testen moet alle detectieapparaten, toetsenpanelen, consoles, alarmindicatieapparaten en alle andere operationele apparaten die deel
uitmaken van het systeem omvatten.
Beveiliging en verzekering
Ongeacht de mogelijkheden is een alarmsysteem geen vervanging voor eigendommen of een levensverzekering. Een alarmsysteem is geen vervanging voor
huiseigenaren, huurders of andere bewoners om zich voorzichtig te gedragen om de schadelijke gevolgen van een noodsituatie te voorkomen of te minimaliseren.
- 35 -