13.2.1 m inimum toerental ($ en 5)
Instelmode, parameter $, instelbaar van 06 t/m 60 (x 100
tpm) en 5, instelbaar van 0 t/m 100 (x 1 tpm).
Deze instelling is alleen actief als bij ketelregeling instelling
is gekozen: hoog /laag-aansturing (zie par. 13.1.3).
21
De waarde heeft betrekking op het procentuele vermogen
waarbij de ketelmodule op 'laag' brandt.
De procentuele 'hoog' stand is afhankelijk van het inge-
stelde maximum toerental CV .
Let op!!
Alleen wijzigen na overleg met onze
technische dienst
13.2.2 m aximum toerental CV (^ en 7)
Instelmode maximaal toerental, parameter ^ instelbaar
van 10 t/m 60 (x100 tpm) en 7 instelbaar van 0 t/m 100
(x 1 tpm).
Hier is het mogelijk om softwarematig het maximale toe-
rental te begrenzen op een lagere waarde door parameter
^ en 7 te veranderen.
g
Let op ! !
Alleen wijzigen na overleg met onze
technische dienst
13.2.3 G eforceerde laagtijd (*)
Instelmode geforceerde laagtijd, parameter *, instelbaar
van 0 t/m 300 sec. De ketelmodule start altijd op een
bepaald vermogen met een bijbehorende tijd. Daarna kan
de ketelmodule naar de laagstand (20% van vermogen
van de module) gestuurd worden gedurende een bepaalde
tijd, onafhankelijk van de warmtevraag.
13.2.4 A nti-pendeltijd (()
Instelmode, parameter (, instelbaar tussen 0 en 300 sec.
Indien de ketelmodule een regelstop maakt (zie par.
13.2.8) of door het beëindigen van de warmtevraag volgt
altijd een instelbare inschakelvertragingstijd, ook wel anti-
pendeltijd genoemd. Indien na deze tijd de aanvoertempe-
ratuur minder dan 5° boven de retourtemperatuur ligt, komt
de ketel weer in bedrijf (controle op waterdoorstroming).
13.2.5 G ewenste aanvoertemperatuur bij 0 - 10 Volt (a
en B)
Voetpunt (0 Volt): instelmode, parameter a, instelbaar
tussen -50° en +50°.
Eindpunt (10 Volt): instelmode, parameter B, instelbaar
tussen +51° en +249°.
Deze instellingen zijn alleen van toepassing indien ketel-
regeling 41 is gekozen: 'externe analoge ingang 0-10 V
op aanvoertemperatuur'.
De analoge temperatuurregeling kan de aanvoertempe-
ratuur van de ketelmodule regelen tussen 0° en 100°,
waarbij het maximum wordt begrensd door de maximaal
ingestelde aanvoertemperatuur (instelmode, parameter
!).
Remeha Gas 610 ECO
afb. 24 Instelling analoog signaal
00.31H.79.00008 (afb. 1)
13.2.6 s chakelpunt bedrijfsmelding hoog (C)
Instelmode, parameter C, instelbaar van 0 t/m 60 (x
100) tpm.
Met deze parameter kan het omslagpunt tussen de
bedrijfsmelding 'ketel laag' en 'ketel hoog' ingesteld
worden.
Een toerental beneden de ingestelde waarde geeft
de melding 'laag'. Een toerental boven de ingestelde
waarde geeft de melding 'hoog'.
Om een Aan/Uit-melding te krijgen, moet parameter
c op 6000 tpm gezet worden.
13.2.7 N adraaitijd shunt pomp (D)
Instelmode, parameter D, instelling 00 = 10sec;
99 = continu en instelbaar van 01 t/m15 =
aantal minuten. Indien er gevaar is dat uw verwar-
mingssysteem bevriest, is een continue watercircula-
tie wenselijk.
13.2.8 I nschakeldifferentie aanvoertemperatuur
(E)
Instelmode, parameter E, instelbaar van 5 t/m 20°.
Met deze parameter kan de inschakeldifferentie op de
aanvoertemperatuur ingesteld worden.
De ketelmodule zal altijd uitschakelen (regelstop)
wanneer de actuele aanvoertemperatuur 5° hoger is
dan het berekende setpunt aanvoertemperatuur.
De inschakeldifferentie bepaalt wanneer de brander
weer ingeschakeld wordt. Een waarde van 10° bete-
kent dat de temperatuur 5° onder het berekende
setpunt aanvoertemperatuur moet dalen voordat de
ketelmodule weer in bedrijf komt.
40