Machine Translated by Google
14.4 CONFIGURATIE VAN HULPRELAIS
oA1 Eerste hulprelaisconfiguratie (7-8): ALL=alarm; Lig=licht; AuS=tweede thermostaat; tMr=hulprelais ingeschakeld door toetsenbord;
C2=tweede compressor.
oA2 Tweede hulprelaisconfiguratie (1-2): ALL=alarm; Lig=licht; AuS=tweede thermostaat; tMr=hulprelais ingeschakeld door toetsenbord;
C2=tweede compressor.
oA3 Configuratie derde hulprelais (9-10): ALL=alarm; Lig=licht; AuS=tweede thermostaat; tMr=hulprelais ingeschakeld door toetsenbord;
C2=tweede compressor.
14.5 TWEEDE RELAISBEHEER
2CH Tweede compressor in houdmodus: als oAi=C2 dan de SET van de tweede compressor tijdens cycli
is rS1,2,3 + OAS.
2CH = C1
2CH = C2
2CH =1C2
OAt Inschakelvertraging tweede compressor: tijdsvertraging tussen het inschakelen van de eerste en tweede
compressor.
OAS Setpoint voor tweede compressor: temperatuurdelta van de tweede compressor toegevoegd aan de set van
temperatuurregeling (rs1,2,3).
OAH Differentieel voor tweede compressor: (sempreÿ0) temperatuurverschil sul set del secondo
compressoren.
OAiSecond compressorsonde: rP=thermostaat; EP=verdamper; i1P=monster 1 invoegen; i2P=sonde 2 insteken;
i3P= monster 3 invoegen.
14.6 HULPRELAISBEHEER
OSt AUX-uitgangstimer: tijd waarin de AUX-uitgang AAN blijft. Het wordt gebruikt wanneer oA1 of oA2 of oA3=tMr.
OSS Instelpunt voor AUX-uitgang, gebruikt wanneer oA1 of oA2 of oA3=AUS.
OSH Differentieel voor AUX-uitgang: (altijdÿ0) interventieverschil voor het instelpunt van de AUX-uitgang, met
OAH<0 is de actie voor verwarmen, bij OAH>0 is deze voor koeling.
OSi-sondeselectie voor de tweede compressor: rP=thermostaatsonde; EP=verdampermonster; i1P=monster 1 invoegen; i2P=sonde 2
insteken; i3P=sonde 3 insteken.
14.7 ONTDOOIEN
tdF Ontdooitype: rE= elektrische verwarming; in = heet gas.
IdF Interval tussen ontdooicycli: bepaalt het tijdsinterval tussen het begin van twee ontdooiingen
cycli.
dtE Eindtemperatuur ontdooien: stelt de temperatuur in die wordt gemeten door de verdampersonde, waardoor de ontdooiing wordt
beëindigd. Alleen gebruikt als EPP=JA.
MdF Maximale lengte voor ontdooien: wanneer EPP=nee (getimede ontdooiing) wordt de ontdooiduur ingesteld, wanneer EPP=JA
(ontdooibeëindiging op basis van temperatuur) stelt de maximale ontdooiduur in. Als MdF=0 is de ontdooiing uitgeschakeld.
dFd Temperatuur weergegeven tijdens ontdooiing: rt=echte temperatuur; it=temperatuur aan het begin van de ontdooiing;
SEt=instelpunt; dEF="dEF" bericht.
Fdt Druppeltijd: tijdsintervallen tussen het bereiken van de ontdooibeëindigingstemperatuur en het herstellen van de ontdooitijd
normale werking van de controllers.
dAd Defrost display time out: stelt de maximale tijd in tussen het einde van de ontdooiing en het opnieuw starten van de weergave van
de werkelijke kamertemperatuur.
14.8 VENTILATOREN
Bedrijfsmodus FnC-ventilatoren tijdens de wachtfase:
aan=continumodus, UIT tijdens ontdooiing;
C1n=draait parallel met de eerste compressor, UIT tijdens ontdooiing;
C2n=draait parallel met de tweede compressor, UIT tijdens ontdooiing;
Cn=draait parallel met compressoren, UIT tijdens ontdooiing;
oY=continumodus, aan tijdens ontdooiing;
C1y=draait parallel met de eerste compressor, aan tijdens ontdooiing;
1592006220 XB590L GB r1.0 07/03/2015.docx
Chillen
C1 Aan, C2 Aan
C1 Aan, C2 Aan
C1 Aan, C2 Aan
Vasthouden
C1 aan
C2 aan
C1 aan; C2 Aan
XB590L
22/32