Controleer vóór het afdrukken of alle noodzakelijke
configuraties zijn ingesteld om het apparaat op de printer
aan te sluiten.
Selecteer
Opties
>
volgende opties:
Afdrukken
— Een document afdrukken. Als u wilt
•
afdrukken naar een bestand, selecteert u
naar bestand
en definieert u de locatie voor het
bestand.
Pagina-instelling
•
afdrukstand wijzigen, de marges definiëren en en kop-
of voettekst invoegen. De kop- en voettekst mogen
maximaal 128 tekens lang zijn.
Voorbeeld
— Een voorbeeld van het document
•
weergeven voor het afdrukken.
Afdrukopties
Open een document, zoals een bestand of een bericht, en
selecteer
Opties
>
Definieer de volgende opties:
Printer
— Selecteer een beschikbare printer in de lijst.
•
Afdrukken
— Selecteer
•
pagina's
of
Oneven pagina's
Afdrukbereik
•
Huidige pagina
paginabereik.
Aantal exemplaren
•
exemplaren dat u wilt afdrukken.
Afdrukken naar bestand
•
afdrukken naar een bestand en de locatie voor het
bestand bepalen.
76
De beschikbare opties kunnen verschillen.
Afdrukopties
en kies een van de
— U kunt het papierformaat en de
Afdrukopties
> Afdrukken.
Alle
pagina's,
Even
als het afdrukbereik.
— Selecteer
Pagina's in
of
Gedefin. pagina's
als het
— Selecteer het aantal
— Selecteren dat u wilt
Printerinstellingen
Selecteer
Als u een nieuwe printer wilt toevoegen, selecteert u
Opties
Definieer de volgende opties:
Printer
Afdrukken
•
Stuurprogramma
•
voor de printer.
Drager
•
Toegangspunt
•
Poort
•
Host
•
Gebruiker
•
Wachtrij
•
Afdrukstand
•
Papierformaat
•
Mediatype
•
Kleur
•
Printermodel
•
De beschikbare opties kunnen verschillen.
Afbeelding afdrukken
bereik,
U kunt afbeeldingen op het apparaat afdrukken met een
printer die compatibel is met PictBridge. U kunt alleen
afbeeldingen in de JPEG-indeling afdrukken.
Als u afbeeldingen in Foto's, camera of Afbeeldingsviewer
wilt afdrukken, markeert u de afbeeldingen en selecteert
u
Opties
Menu
Bed. paneel
>
> Toevoegen.
— Voer een naam in voor de printer.
— Selecteer een stuurprogramma
— Selecteer een drager voor de printer.
— Selecteer het toegangspunt.
— Selecteer de poort.
— Definieer de host.
— Voer de gebruiker in.
— Voer de wachtrij in.
— Selecteer de afdrukstand.
— Selecteer het papierformaat.
— Selecteer het mediatype.
— Selecteer de kleurmodus.
— Selecteer het printermodel.
> Afdrukken.
> Printers.