Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

OERTLI OE-tronic REA-130B Montage- En Gebruikshandleiding pagina 14

Verwarmingsregelaar
Inhoudsopgave

Advertenties

REA-130B/131B
REA-230B/231B/232B
Parameter 11: Minimum duur branderwer-
kingstijd
De instelling van de minimale werkingstijd van de bran-
der gebeurt om korte cycli te vermijden.
Parameter 12: Minimumgrens van de tem-
peratuur van de verwarmingskring met
mengkraan 1
(REA-131B/231B/232B)
Deze functie legt een minimum vertrektemperatuur op
van de kring met mengkraan 1.
Uitzondering: Afsluiten in de functie Standby onder de
grenswaarde van de vorstbeveiliging
Afsluiten in de automatische spaarfunc-
tie op het ogenblik dat de ECO-functie
geactiveerd is.
Afsluiten in de permanente spaarfunctie
op het ogenblik dat de ECO-functie
geactiveerd is.
Automatische stilstand tijdens de zomer.
Gebruik:
Minimumgrenzen van de vloerverwar-
ming
Verwarming met convectoren
Parameter 13: Maximumgrens van de tem-
peratuur van de verwarmingskring met
mengkraan 1
(REA-131B/231B/232B)
Deze functie begrenst de maximum vertrektemperatuur
van de verwarmingskring met mengkranen 1.
Let op: In het geval van vloerverwarming moet er ver-
plicht een thermostaat gemonteerd worden die
ingesteld is op 50°C die de pomp van de ver-
warming stillegt als de temperatuur de 50°C
overschrijdt (regels van goed vakmanschap).
Parameter 14: Minimumgrens van de tem-
peratuur van de verwarmingskring met
mengkraan 2
(REA-232B)
De opmerkingen bij parameter 12 zijn van toepassing
(Minimumgrens van de temperatuur van de verwar-
mingskring met mengkraan 1).
Parameter 15: Maximumgrens van de tem-
peratuur van de verwarmingskring
mengkraan 2
(REA-232B)
De opmerkingen bij parameter 13 zijn van toepassing
(Maximumgrens van de temperatuur van de verwar-
mingskring met mengkraan 1).
Parameter 16: Maximumtemperatuur van
de SWW-boiler
De maximumtemperatuur begrenst de temperatuur van
het SWW. Deze waarde mag niet lager liggen dan de
instelwaarde van de temperatuur (parameter 7 - niveau
gebruiker).
Verwarmingsregelaar
Parameter 17: Voorrangsschakeling van
de SWW-boiler
Parallelle werking van de SWW-boiler
Bij de voorrangswerking (ON), tijdens het laden van de
SWW-boiler, worden alle pompen van de verwarmings-
kringen afgesloten en worden de bestaande mengkra-
nen gesloten. De energie van de ketel zal uitsluitend
benut worden voor het opladen van de warmwaterboi-
ler. Bij de parallelle werking (OFF), tijdens het laden van
de SWW-boiler, blijven de verwarmingskringen in
bedrijf.
Oververhitting die zich kan voordoen tijdens het laden
van de SWW-boiler zal worden weggewerkt in de ver-
warmingskringen van de bestaande mengkranen.
Let op: Bij de parallelle werking van de SWW-boiler,
wordt de directe kring niet meer onderworpen
aan buitenomstandigheden. Oververhitting kan
enkel door middel van thermostatische kranen
worden vermeden.
Parameter 18: Ontlasting bij de start van
de SWW-boiler
Als er vraag is naar sanitair warm water zal tijdens de
ontlasting bij de start de laadpomp vrij gemaakt worden
vanaf het ogenblik dat de temperatuur van de ketel
hoger zal liggen dan de vooringestelde temperatuur
van de SWW-boiler.
Parameter 19: Omschakeling zomer-/win-
tertijd
In zeldzame en losstaande gevallen waarin de omscha-
kelingen van wintertijd naar zomertijd en viceversa niet
bestaan, kan deze automatische omschakeling uitge-
schakeld worden.
Parameter 20: Nadraaien van de pompen
Wanneer de brander stopt, en naar gelang van de ver-
eisten, draaien de pompen van de verwarmingskringen
of de laadpomp van de SWW-boiler nog enige tijd na
om te vermijden dat de ketel in oververhitting komt,
waardoor de veiligheidsthermostaat in werking zou
kunnen treden.
Parameter 21: Transmissielijn-Adres
De manier waarop deze regelaars opgevat zijn, maakt
met
de aansluiting mogelijk van één tot vijf kringen voor ver-
warming en SWW die bediend worden met mengkra-
nen. Deze laatste krijgen een overeenkomstig interfa-
cenummer dat een selectieve communicatie mogelijk
maakt tussen de basiseenheid en de interactieve sub-
eenheden. Elke subeenheid kan zelf gegevens over-
brengen van ten hoogste 3 omgevingsvoelers, via de
betrokken inferface. (Codering van de omgevingsvo-
eler: zie bedieningsvoorschriften van het omgevingsvo-
eler).
Principieel moet men erop letten dat de basiseenheid
altijd het nummer 1 draagt. Voor bijkomende informatie
moet men de bedieningsvoorschriften van de omge-
vingsvoeler raadplegen.
14
Montage- en
gebruiksvoorschriften

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave