Fundering voor buitenopstelling bij toepassing van drukslangen
Maten in mm
Afb. 4
Randstenen voor buitenopstelling
Maten in mm
Afb. 5
verhoging van het geluidsdrukniveau kunnen
veroorzaken.
Er moet op gelet worden dat door de bodem-
plaat van de warmtepomp en door de installa-
tieopening geen geluid naar buiten kan treden.
Het geluidsvermogensniveau bij de
buitenopstelling bedraagt 65 dB(A) zonder
geluidsisolerend toebehoren en 63 dB(A)
metgeluidsisolatietoebehoren.
Wanneer de warmtepomp alleen op een stre-
penfundering is geplaatst moeten de open fun-
deringszijden dicht worden gesloten.
3.3.2 Geluidsemissie bij de binnenopstelling
De warmtepomp mag niet direct onder of
naast woon- of slaapkamers worden
geplaatst. De plaatsing op balkenplafonds is
niet toegestaan.
Zwevende dekvloeren moeten zoals in
(afb. 6) weergegeven worden uitgespaard.
De aansluiting van de aanvoer- en retourleiding
van de verwarming moet via flexibele drukslan-
gen (trillingsdempers) plaatsvinden (bestelnr. ,
zie paragraaf 1.6).
Pijpbevestigingen en muurdoorvoeringen moe-
ten geluiddempend worden uitgevoerd.
Luchtuittrede zijde
Luchtintrede-zijde
Luchtuittrede zijde
Luftaustrittseite
1200
Luchtintrede-zijde
Lufteintrittseite
De luchtintrede- en luchtuittrede-openingen
in de buitenmuren mogen niet op de ernaast
gelegen ramen van woon- en slaapkamers
worden gericht.
Het geluidsvermogensniveau bij de
binnenopstelling bedraagt 58 dB(A) in de
opstellingsruimte en 62 dB(A) aan de
luchtinlaat - en uitblaasopening.
3.4 Basistoestel opstellen
De warmtepomp moet van alle zijden toegan-
kelijk zijn.
Het basistoestel op de volgens paragraaf 3.2
voorbereide ondergrond plaatsen. Daarbij op
de gewenste luchtuittrederichting letten.
Na de opstelling van de warmtepomp
moeten de buisaansluitingen aan de
zuig- en perszijde van de compressor met een
draaimoment van 100 Nm worden vastgezet.
(pos 10 en 11 in afb.8)
3.5 Montage basistoestel
Bij de buitenopstelling kunnen de water- en
elektronischeinstallatieleidingen van de onder-
kant door de uitbreekopening in de bodem van
Hoofdzakelijke windrichting
J
Hoofdzakelijke windrichting
Hauptwindrichtung
Estrik- en contactgeluidisolatie uitsparen.
1 2
1 Demping contactgeluid
2 Zwevende vloer
Afb. 6
het koelaggregaat in de warmtepomp wordne
gevoerd (zie afb. 7).
Bij binnenopstelling kunnen de water- en elek-
tronische installatieleidingen van de bovenkant
in de warmtepomp worden geleid (zie afb. 8).
Bij het invoeren van de waterinstallatieleidingen
van boven moeten de afdekkappen in de afdek-
king worden opengeknipt (zie afb. 8, Pos. 8).
Voor het leggen en installeren van de elektro-
nische leidingen, zie paragraaf 4 „Elektrische
aansluiting".
3.6 Heet wateraansluiting
3.6.1 De warmtepomp-verwarmingsinstallatie
moet door een vakman volgens de water-
installatieschema's in de planningsdocumenten
worden uitgevoerd.
M.b.t. de veiligheidstechnische uitrusting van
de verwarmingsinstallatie moeten
DIN 4751 blad 1 en 2 alsmede TRD 721 veilig-
heidsinrichtingen in acht worden genomen.
Bij bivalent bedrijf kan de warmtepomp van het
retourwater van de tweede warmtegenerator
worden doorstroomt.
De temperatuur van het retourwater mag max.
60 °C bedragen.
3.6.2 Bescherming van de warmwaterleidingen
tegen vorst en vocht
(alleen bij buitenopstelling)
De aanvoer- en retourleiding moeten bij
buitenopstelling door een voldoende warmte-
isolatie tegen vorst en vocht worden beschermd
(afb. 7).
De noodzakelijke dikte van de isolatiestof moet
volgens de verordening voor verwarmingsin-
stallaties worden aangehouden
Extra vriesbescherming biedt de in de warmte-
pomp geïntegreerde vorstbeschermingsbe-
waking, die bij +8 °C temperatuur van de
compressor automatisch de circulatiepomp in
het warmtepompcircuit inschakelt en zodoende
in alle watergeleidende delen een circulatie
garandeert. Wanneer de temperatuur in het
buffervat daalt wordt uiterlijk bij het onder-
schrijden van + 5 °C automatisch de warmte-
pomp ingeschakeld.
7