7-3 TIJDENS HET GEBRUIK
Houd tijdens het gebruik de stophandgreep met beide
handen stevig vast.
Opmerking: Als u tijdens het gebruik de
stophandgreep loslaat, slaat de motor af waardoor de
grasmaaier stopt.
WAARSCHUWING! Om te voorkomen dat de
grasmaaier per ongeluk ingeschakeld kan worden, is het
apparaat voorzien van een motorblokkering die u eerst
terug moet trekken voordat de motor gestart kan worden.
Wanneer u de motorregelhendel loslaat, moet die
terugkeren naar de uitgangsstand, waarna de motor
automatisch afslaat.
Opmerking: Motorblokkering (remhendel):
Gebruik deze hendel om de motor te stoppen. Wanneer u
de hendel loslaat, komen de motor en het maaiblad
automatisch tot stilstand. Voor het maaien houdt u de
hendel in de werkstand. Voordat u gaat maaien
controleert u enkele malen zorgvuldig de start/stophendel
om te zien of die naar behoren werkt. Zorgt u dat de
spanningskabel soepel bediend kan worden (dus niet
ergens geknikt is of vastloopt op enige manier).
7-4 DE MOTOR STOPPEN
LET OP: Het maaimes draait na het uitschakelen
van de motor nog enkele seconden door.
1. Als u de stophandgreep loslaat, slaat de motor af en
stopt het maaimes vanzelf.
2. Maak de bougiekabel los en aard deze zoals
aangegeven in de aparte gebruiksaanwijzing voor de
motor om per ongeluk starten te voorkomen als de
grasmaaier onbeheerd achtergelaten wordt.
7-5 VOOR HET BESTE MAAIRESULTAAT
Verwijder afval van het gazon. Zorg dat het gazon vrij is
van stenen, stokken, draadstukken of andere vreemde
voorwerpen die per ongeluk door de grasmaaier in alle
richtingen weggeslingerd kunnen worden en niet alleen
ernstig persoonlijk letsel voor de gebruiker of anderen,
maar ook schade aan eigendommen en voorwerpen in de
buurt tot gevolg kunnen hebben. Maai geen nat gras.
Maaien gaat het best als het gras niet nat is omdat het
anders aan de onderkant van het maaidek gaat plakken
en daardoor het maaien wordt gehinderd. Maai niet meer
dan 1/3 van de graslengte.
Voor maaien wordt aangeraden het gras 1/3 van de lengte
korter te maaien. De voorwaartse snelheid moet zodanig
aangepast worden dat het versnipperde gras gelijkmatige
over het gazon wordt verdeeld. Speciaal tijdens het zwaar
maaien van dik gras kan het nodig zijn om de laagste
snelheid te gebruiken om de grassprieten schoon en goed
te maaien. Als het gras langer is kunt u het gazon in twee
fasen maaien door de maaihoogte nog een keer met 1/3
van de graslengte te verlagen en misschien in een andere
richting te maaien dan de eerste keer.
48
Door toepassing van een kleine overlapping op elk
maaipad kunt u de eventueel op het gazon
achtergebleven grassprieten opruimen. De motor moet
altijd op het hoogste toerental draaien voor het beste
maairesultaat en om zo effectief mogelijk te maaien. Maak
de onderkant van het maaidek schoon.
Zorg dat de onderkant van het maaidek na elk gebruik
wordt schoongemaakt om ophoping van grasresten te
voorkomen waardoor een goed mulchresultaat wordt
gehinderd.
Bladeren maaien: Het maaien van bladeren kan uw gazon
ten goede komen. Als u bladeren gaat maaien, moet u
zorgen dat ze droog zijn en niet in een dikke laag op het
gazon liggen. Wacht niet tot alle bladeren van de bomen
zijn gevallen voordat u gaat maaien.
WAARSCHUWING: Schakel de motor uit na het
raken van een vreemd voorwerp. Maak de bougiekabel
los, controleer de grasmaaier grondig op beschadigingen
en herstel de beschadiging voordat u de grasmaaier
opnieuw gaat starten en gebruiken. Buitensporige
trillingen in de grasmaaier kunnen op een beschadiging
duiden. De grasmaaier moet onmiddellijk worden
nagekeken en gerepareerd.
7-6 GRASOPVANGZAK
Maak de grasopvangzak leeg en schoon en zorg dat door
het gaaswerk lucht kan passeren (zie afb. 23).
7-7 MAAIDEK
De onderkant van het maaidek moet na elk gebruik
worden schoongemaakt om ophoping van grasresten,
bladeren, vuil of anders te voorkomen. Als dit vuil kan
ophopen, krijgen roest en corrosie vrij baan en zal goed
mulchen niet mogelijk zijn. Het maaidek kan
schoongemaakt worden door de grasmaaier te kantelen
en schoon te schrapen met een toepasselijk gereedschap
(zorg dat de bougiekabel is losgemaakt).
7-8 MAAIHOOGTEREGELING
LET OP: Verander in geen geval een instelling
aan de grasmaaier zonder eerst de motor uit te schakelen
en de bougiekabel los te maken.
LET OP: Voordat u de maaihoogte verandert
moet u eerst de motor uitschakelen en de bougiekabel
losmaken. Uw grasmaaier heeft een centrale
maaihoogteregeling met 5 hoogtestanden.
1. Schakel de grasmaaier uit en maak de bougiekabel
los voordat u de maaihoogte verandert.
2. De centrale maaihoogteregeling heeft 5 verschillende
hoogtestanden.
3. De maaihoogte verandert u door de regelhefboom
naar het wiel te duwen en omhoog of omlaag te
verplaatsen naar de gewenste maaihoogtestand (zie
afb. 24). Alle wielen staan ingesteld op dezelfde
maaihoogte.