3.2 Algemene installatie
De CRU 200 en 500 serie condensaatpompgroepen (VSD-pompen) zijn alleen ontworpen voor open ontluchting
en moeten worden geïnstalleerd met een onbeperkte open ontluchting. De ontluchting moet zo kort mogelijk zijn
en naar een veilige, hooggelegen locatie worden geleid en er mag een ontluchtingskop worden geïnstalleerd, mits
er geen tegendruk wordt opgewekt bij de condensaat verzameltank.
De overloopaansluiting moet worden voorzien van een Spirax Sarco 'U' waterafdichting met dezelfde maat als
de vataansluiting en moet altijd ongehinderd worden afgevoerd naar een veilig aftappunt of afvoerput. Als het
aftappunt in verbinding staat met een openbare riolering, moet rekening worden gehouden met de maximaal
toelaatbare afvoertemperatuur in de openbare riolering.
Overloop- en ontluchtingsaansluitingen mogen nooit worden voorzien van afsluitkleppen of worden afgedekt.
Voordat de laatste pijpaansluitingen worden geïnstalleerd en gemaakt naar en van de condensaatterugwinnings-
en pompset, moeten de serviceleidingen volledig worden doorgeblazen om er zeker van te zijn dat vreemde
deeltjes en installatieafval zijn verwijderd.
Als het mogelijk is dat er vuil in een condensaatvat terechtkomt, kan worden overwogen om filters te installeren in
de inlaatleidingen van het vat. Het is essentieel dat er een filter met de juiste maat wordt gekozen dat een minimaal
drukverlies biedt; het is belangrijk dat de filterzeven regelmatig worden gereinigd, idealiter in het kader van een
gepland onderhoudsprogramma.
Sluit geen voeding aan op een CRU 200 en 500 voordat u eerst de spanning, frequentie en grootte van de
voedingskabel hebt gecontroleerd en hebt gecontroleerd of de plaatselijke elektrische voeding voldoet aan de
vereisten volgens het naamplaatje.
Controleer of de aangegeven spanning van de besturingscircuits overeenkomt met de vereiste spanning op
locatie. Aansluiting van dit apparaat op een elektrische installatie op locatie mag alleen worden uitgevoerd door
gekwalificeerd en bevoegd personeel en moet voldoen aan de geldende elektrische voorschriften en normen.
3.3 Belading van de aansluitmonden
Het is de verantwoordelijkheid van de klant om de pijpleidingen die op deze eenheid zijn aangesloten te ondersteunen,
zodat er geen extra belasting op de aansluitmonden komt te staan.
3.4 Dimensionering ontluchtingspijpen
Er moet worden overwogen om de ontluchtingspijp van de verzameltank te vergroten om overmatige tegendruk en
verlies van het overloopwaterslot te voorkomen. Dit is vooral belangrijk als de ontluchtingspijp langer is dan 10 m,
meer dan twee bochten in de pijp heeft of als bekend is dat er een aanzienlijke hoeveelheid flashstoom in de
condensaatretourleiding naar de verzameltank zit.
Gebaseerd op een equivalente lengte van 10 m (inclusief koppelstukken) worden de capaciteiten van de
ontluchtingspijpen in de onderstaande tabel weergegeven;
12
Flash stoom tot (kg/hr)
150
200
400
500
1000
1500
Ontluchtingspijp nominale
diameter (mm)
80
100
125
150
200
250
IM-P681-13-NL CMGT-UKn-01