6.4 s
IgnalerIng storIngen
Het controlesysteem is in staat om bepaalde types van storingen van het droogcircuit te herkennen. Indien deze storingen optreden,
zal op het display een knipperend alarmbericht verschijnen, afwisselend met de actuele waarde van het dauwpunt.
BERICHT
(knipperend)
HtA
Dauwpunt hoog
(alarm met vertraging)
Ht2
Dauwpunt erg hoog
(onmiddellijk alarm)
LtA
Dauwpunt laag
PF1
Onderbreking of kortsluiting
van de lijn van de ingang van
de sonde PTC
ESA
Energy saving actief
ES2
ASt
Serie alarmen
OPMERKING: PF1 is prioritair ten opzichte van de andere alarmberichten.
a
larmsIgnalerIng vanop afstand
De stuurcentrale van de droger is voorzien van een digitale uitgang voor de si-
gnalering vanop afstand van eventueel gedetecteerde alarmcondities. De uitgang
wordt bediend door een relais dat is geconfigureerd als NO (normally open), dat in
geval van een alarm een circuit sluit.
Handel als volgt om een alarmsignalering vanop afstand te voorzien:
1.
Voorzie een signalering conform de elektrische kenmerken van de uit-
gang (spoel, lampje, sirene, enz.).
2.
Schakel de stroomtoevoer naar de droger uit, en verwijder de bedekking
en het zijpaneel.
3.
Sluit de signalering aan op de klemmen die worden aangeduid op afb.2.
De activering van die functie moet beslist worden door de gebruiker, die zelf voor
het noodzakelijke materiaal moet zorgen. De handelingen van de installatie moe-
ten uitgevoerd worden door gekwalificeerd personeel.
6.5 H
andelIngen vóór de start
Voordat de machine wordt gestart, moet gecontroleerd worden of alle parameters van de fucntionering conform het gegevensplaa-
tje zijn.
De droger wordt al gekeurd en afgesteld geleverd voor een normale functionering, en moet dus niet geijkt worden. Controleer alles-
zins de correcte functionering tijdens de eerste werkingsuren.
s
tart
De hieronder vermelde handelingen moeten uitgevoerd worden bij de eerste start, en alleszins bij elke start na een lange inactiviteit
van de machine (als gevolg van onderhoudshandelingen of eender welke andere inactiviteit).
1.
Controleer aandachtig alle aanduidingen in de hoofdstukken INSTALLATIEPLAATS en INSTALLATIE.
2.
Controleer of het by-pass systeem (indien aanwezig) niet open staat.
3.
Schakel de stroomtoevoer in, en druk 1 seconde op de schakelaar ON/OFF op het controlepaneel van de droger.
4.
Wacht 5/10 minuten zodat de machine de standaard werkingsparameters bereikt.
5.
Open de klep voor de uitvoer van de lucht traag, en daarna diegene van de invoer van de lucht traag.
6.
Sluit (indien aanwezig) het by-pass systeem.
7.
Controleer of het systeem van de condensafvoer correct functioneert. Controleer af alle verbindingen correct zijn vastgedraaid.
Voordat de stroomtoevoer wordt uitgeschakeld, moet de functionering van de droger uitgeschakeld worden met behulp van de
toets ON/OFF. Zoniet moet 10 minuten gewacht worden voordat de droger wordt ingeschakeld, om de drukken weer in evenwicht te
brengen.
6.d
OORZAAK
Uitgang alarm actief
Uitgang compressor niet actief
Uitgang ventilator actief
Uitgang afvoer standaard
Uitgang alarm actief
Uitgang compressor niet actief
Uitgang ventilator niet actief
Uitgang afvoer standaard
Uitgang alarm actief
Uitgang compressor niet actief
Uitgang ventilator niet actief
Uitgang afvoer standaard
Uitgang alarm niet actief
Uitgang compressor niet actief
Uitgang ventilator niet actief
Uitgang afvoer standaard
Uitgang alarm actief
Uitgang compressor niet actief
Uitgang ventilator actief
Uitgang afvoer standaard
roger
UITGANGEN
Kan gereset worden door de stuurcentra-
le uit te schakelen wanneer het dauwpunt
terugkeert binnen de ingestelde range.
Contacteer de assistentiedienst indien
het alarm aanhoudt
Automatische reset indien het dauwpunt
terugkeert binnen de ingestelde range.
Contacteer de assistentiedienst indien
het alarm aanhoudt
Kan gereset worden na vervanging van
de sonde en de volgende uitschakeling
van de stuurcentrale.
Contacteer de assistentiedienst
Geen
automatische reset
Contacteer de assistentiedienst
18
HANDELINGEN