5
Afdrukken
In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen behandeld:
Afdrukken - overzicht .......................................................................................................................................................... 51
Afdrukopties selecteren ..................................................................................................................................................... 52
Afdrukfuncties ....................................................................................................................................................................... 56
Afdrukken - overzicht
Controleer voordat u gaat afdrukken of de stekkers van de computer en de printer in het stopcontact
zijn gestoken, of de computer en de printer zijn ingeschakeld en of ze zijn aangesloten op een actief
netwerk. Zorg dat de juiste printerdriversoftware op uw computer is geïnstalleerd. Zie
installeren
op pagina 27 voor meer informatie.
1.
Selecteer de juiste papierlade.
2.
Plaats papier in de juiste lade. Geef op het bedieningspaneel van de printer het formaat, de
kleur en de soort op.
3.
Open de afdrukinstellingen in uw softwareapplicatie. Voor de meeste softwareapplicaties in
Windows drukt u daartoe op CTRL+P en op een Macintosh op CMD+P.
4.
Selecteer uw printer in de lijst.
Open de printerdriverinstellingen door in Windows Eigenschappen of Voorkeuren te selecteren
5.
of op een Macintosh Xerox
applicatie.
Pas de printerdriverinstellingen zo nodig aan en klik vervolgens op OK.
6.
7.
Klik op Afdrukken om de opdracht naar de printer te verzenden.
Zie ook:
Papier plaatsen
Afdrukopties selecteren
Op beide zijden van het papier afdrukken
Op speciaal papier afdrukken
®
-toepassingen. De titel van de toets kan variëren afhankelijk van de
op pagina 37
op pagina 52
op pagina 45
op pagina 56
WorkCentre 7500-serie - multifunctionele printer
Handleiding voor de gebruiker
5
De software
51