Neem hierbij de volgende aanwijzingen in acht:
– De slang moet onder een voldoende en constante
hoek worden geplaatst, zodat er geen sifon ontstaat.
– De slang moet knikvrij worden geplaatst.
– Een verlenging van de slang mag niet kleiner zijn in
doorsnee.
– De slang dient door de opdrachtgever naar een afvoer
of externe condensverdamper te worden geleid.
Afb. 33:
Aansluiting voor condensafvoerslang
Legenda
1
Aansluitpunt
2
Opening in behuizing voor slang
Sluit een geschikte slang op de condensafvoersteu-
nen aan en borg deze met een slangklem.
Plaats de slang volgens de bovengenoemde aanwij-
zingen.
5.4
Elektrische aansluiting
5.4.1
Aanwijzingen bij de elektrische installatie
Neem bij de elektrische installatie alle geldige nationale
en regionale voorschriften alsmede de voorschriften
van de betreffende energiebedrijven in acht.
– De elektrische installatie mag alleen door een erkende
elektrotechnicus worden uitgevoerd, die verantwoor-
delijk is voor het aanhouden van de bestaande nor-
men en voorschriften.
– De voedings- en signaalkabel moeten afgeschermd
worden uitgevoerd. De afscherming kan worden aan-
gesloten op de aardlip naast de connector van de voe-
ding.
– Alle kabels die in de aansluitbox worden samenge-
bracht, dienen ten minste conform de aansluitspan-
ning van het apparaat te zijn geïsoleerd.
Aansluitgegevens
– De aansluitspanning en -frequentie dienen overeen te
komen met de op het typeplaatje vermelde bereiken.
De apparaten zijn geschikt voor meerdere spannin-
gen.
– Het koelaggregaat dient via een meerpolige schei-
dingsinrichting conform overspanningscategorie III
(IEC 61058-1) op het stroomnet aan te worden geslo-
ten.
Rittal Koelaggregaat
– Aan de voedingszijde van het aggregaat mag geen ex-
tra temperatuurregeling worden voorgeschakeld.
– Installeer een voorzekering die past bij de gebruikte
voedingsspanning en het bepaalde elektrische vermo-
gen van het koelaggregaat. De nominale waarden zijn
te vinden in paragraaf 10 "Technische details".
– De netaansluiting dient een potentiaalvereffening te
garanderen die nagenoeg vrij is van externe spannin-
gen.
– Om EMC-storingen te voorkomen dient het apparaat
met een grotere kabeldoorsnede (10 mm²) op de be-
schikbare potentiaalvereffening te worden aangeslo-
ten.
Overspanningsbeveiliging en netbelasting
– Het apparaat beschikt niet over een eigen overspan-
ningsbeveiliging. De producent van de schakelaar of
de gebruiker dient aan de netzijde maatregelen t.b.v.
een effectieve bliksem- en overspanningsbeveiliging te
treffen. De in de norm UL/IEC/EN 60335-2-40 vastge-
legde grenswaarden zijn van toepassing.
– De apparaten zijn ingedeeld in de
overspanningscategorie III. De netspanning mag niet
met meer dan de in paragraaf 10 "Technische details"
aangegeven tolerantie afwijken.
– De ontlaadstroom kan hoger zijn dan 3.5 mA.
– Alle units hebben een hoogspanningstest ondergaan.
Een extra hoogspanningstest dient alleen te worden
uitgevoerd met een DC spanning van 1500 VDC max.
Draaistroomaggregaten
– Bij de elektrische aansluiting van inverterapparaten in
de draaistroomuitvoering hoeft niet op een links- of
rechtsdraaiveld te worden gelet. De in het apparaat
geïntegreerde elektronica bepaalt het vereiste draai-
veld zelfstandig.
– Bij driefasige apparaten wordt het uitvallen van een
fase gedetecteerd en het apparaat uitgeschakeld.
– Uitgaande verbruikers worden door de inverter aan de
voedingszijde bewaakt en bij fouten uitgeschakeld.
Deurschakelaar
– Elke deurschakelaar mag slechts aan één koelaggre-
gaat worden toegewezen.
– Op één koelaggregaat kunnen, parallelgeschakeld,
meerdere deurschakelaars worden aangesloten.
– De minimale doorsnede van de aansluitkabel bedraagt
0,3 mm² bij een kabellengte van 2 m.
– De kabelweerstand naar de deurschakelaar mag max.
50 Ω bedragen.
– De maximaal toegestane kabellengte bedraagt 10 m.
– De deurschakelaar mag alleen potentiaalvrij worden
aangesloten, zonder externe spanningen.
– Het contact van de deurschakelaar dient bij geopende
deur te zijn gesloten.
– De lage veiligheidsspanning voor de deurschakelaar
wordt verzorgd door de interne voeding: stroom ca.
5 mA DC.
5 Installatie
21
NL