Inhoudsopgave
Advertenties
8
Storingen herkennen en verhelpen
Storing
Zonnepomp maakt geluiden.
Installatie maakt geluiden
(de eerste dagen na het vul-
len van de installatie nor-
maal).
Zonnepomp loopt, maar van
de collector stroomt geen
warme collectorvloeistof naar
het zonnelaadstation (pomp
wordt heet).
Aanvoer- en retourtempera-
tuur zijn gelijk.
Boilertemperatuur stijgt niet
of slechts langzaam.
Van de collector stroomt
geen warmte collectorvloei-
stof naar het zonnelaadsta-
tion.
Buffervat wordt niet opge-
warmd.
Display toont foutmelding.
Zonnepomp loopt niet, hoe-
wel de zon schijnt.
(geen symbool "Zonnepomp
actief" op het display)
Zonnepomp loopt niet, hoe-
wel de zon schijnt.
(symbool "Zonnepomp ac-
tief" wordt op het display
weergegeven)
Zonnepomp loopt, hoewel de
zon niet schijnt.
Weergegeven temperatuur in
de zonnecircuitaanvoer is te
laag/te hoog.
Pomptoerental schommelt.
Pomp loopt niet constant.
Druk daalt (drukschom-
meling bij het normale
bedrijf: ±20 ... 30 kPa
(±0,2 ... 0,3 bar)).
0020160752_01 Zonnelaadstation Installatie- en onderhoudshandleiding
Mogelijke oorzaak
Lucht in de zonnepomp.
Installatiedruk te gering.
Installatiedruk te gering.
Lucht in het leidingsysteem.
Afsluitkranen in het systeem geblok-
keerd.
Terugslagkleppen niet in doorstromings-
richting geïnstalleerd.
Stroomtoevoer uitgeschakeld.
Sensorstekker uitgetrokken.
Leidingbreuk.
Sensoren defect.
Installatie in de wachtmodus (max. 10
min.) en voorafgaande boilerlaadpoging
niet succesvol.
Boiler heeft maximumtemperatuur.
Installatie in de collectorbeveiligingsmo-
dus door hoge temperaturen in de collec-
tor.
Pomp vervuild.
Pomp defect.
Installatie in de testmodus.
Temperatuur wordt direct in de collector-
vloeistof gemeten.
Volumestroom van de pomp wordt door
de interne regelaar gemoduleerd.
Na het vullen ontsnapt nog lucht uit de
installatie.
Luchtbel is losgekomen.
Ondichte plaats in het zonnecircuit,
vooral in het collectorveld.
Storingen herkennen en verhelpen 8
Oplossing
Ontlucht de zonnepomp, de pomp aan de geïntegreerde
ontluchter en aan andere ontluchters (indien voorhanden).
Indien nodig: herhaal de ontluchting de volgende dag.
Verhoog de installatiedruk.
Verhoog de installatiedruk.
Controleer de installatiedruk.
Ontlucht aan de collector en in het zonnelaadstation.
Indien thermostaat VRS 620/3 voorhanden:
–
Neem de zonnepomp in gebruik (Installateurniveau →
Testmenu → Actortest).
–
Controleer aan het peilglas of er collectorvloeistof door-
stroomt.
–
Voer het testprogramma installatieweerstand uit.
Ontlucht de zonnepomp, de pomp aan de geïntegreerde
ontluchter en aan andere ontluchters (indien voorhanden).
Indien nodig:
–
Controleer de buisgeleiding (bijv. knikken aan uitste-
kende balken of rond waterleidingen).
–
Verander de buisgeleiding of installeer een bijkomende
ontluchter.
Open de vul- en aftapkleppen.
Demonteer de afsluitkleppen met terugslapklep en monteer
ze in stromingsrichting.
Schakel de stroomvoorziening in.
Steek de stekker erin.
Controleer de leiding.
Vervang de sensoren.
Wacht tot het symbool voor "zonnepomp actief" op
het display verschijnt: neem de zonnepomp in gebruik
(Installateursniveau → Testmenu → Actortest).
Deblokkeer de rotor.
Breng een schroevendraaier in de kerf in en draai de pomp
met de hand.
Indien nodig: demonteer en reinig de pomp.
Vervang de pomp.
Activeer de geïntegreerde zonnekalender:
Stel de standplaats en de tijd in.
Wacht tot de weergegeven temperatuur in het zonnecircuit
met de temperatuur in de collectorvloeistof overeenkomt.
(geen fout)
Controleer de schroefverbindingen en pakkingbussen aan de
afsluiters en schroefdraadaansluitingen.
Controleer de gesoldeerde punten.
Controleer het collectorveld, vervang defecte collectoren.
17
Advertenties
Inhoudsopgave
