7 Overdracht aan de gebruiker
–
Met behulp van deze functie kunt u instellen hoe groot de
oppervlakte van het collectorveld is.
Installateurniveau → Configuratie → Pompkicktijd
–
Met behulp van deze functie kunt u de pompkicktijd in-
stellen.
Installateurniveau → Configuratie → Pompkickcapaciteit
–
Met behulp van deze functie kunt u het pompkickvermo-
gen instellen (fabrieksinstelling = 20%).
Installateurniveau → Configuratie → Modus
–
Met behulp van deze functie kunt u de modus van het
zonnecircuit (low flow, automatic of high flow) instellen.
Installateurniveau → Configuratie → Temp. verwarming
–
Met behulp van deze functie kunt u de gewenste tempe-
ratuur van de verwarmingsaanvoer instellen.
Installateurniveau → Configuratie → Temperatuur warm
w.
–
Met behulp van deze functie kunt u de gewenste tempe-
ratuur van het warm water instellen.
Installateurniveau → Configuratie → UV5 schakeltemp.
–
Met behulp van deze functie kunt u de schakeltempera-
tuur van het gelaagde laadventiel instellen.
Installateurniveau → Configuratie → Max. boilertemp.
–
Met behulp van deze functie kunt u de maximale boiler-
temperatuur instellen.
Installateurniveau → Configuratie → Inschakelverschil
–
Met behulp van deze functie kunt u een temperatuurver-
schil instellen. Als het ingestelde temperatuurverschil tus-
sen temperatuurvoeler T5 en T6 bereikt is, dan schakelt
het station in.
Aanwijzing
U kunt deze functie gebruiken als de temperatuurvoelers T5
en T6 aangesloten zijn en de pompkick gedeactiveerd is.
Installateurniveau → Configuratie → eBUS-thermostaat
–
Met behulp van deze functie kunt u vaststellen of een
eBUS-compatibel toestel (bijv. een thermostaat) aan het
zonnelaadstation aangesloten is.
Installateurniveau → Configuratie → Softwareversie
–
Met behulp van deze functie kunt u de geïnstalleerde
softwareversie aflezen.
6.2.4
Resets uitvoeren
Installateurniveau → Resets
–
Met behulp van deze functie kunt u het zonnelaadstation
op de fabrieksinstellingen terugzetten.
–
U kunt bovendien de weergegeven zonneopbrengst op-
nieuw op nul zetten.
6.2.5
Installatieassistent starten
Installateurniveau → Start inst. ass.
–
Met behulp van deze functie kunt u de installatieassistent
starten.
16
7
Overdracht aan de gebruiker
1.
Instrueer de gebruiker over de bediening van de in-
stallatie. Beantwoord al zijn vragen. Wijs de gebruiker
vooral op de veiligheidsvoorschriften die hij in acht moet
nemen.
2.
Wijs de gebruiker erop dat hij voor het vullen van de
CV-installatie met de ter plaatse beschikbare waterkwa-
liteit rekening moet houden.
3.
Wijs de gebruiker erop dat hij voor het vullen van de
CV-installatie alleen normaal leidingwater zonder che-
mische additieven mag gebruiken.
4.
Geef aan de gebruiker uitleg over positie en werking
van de veiligheidsinrichtingen.
5.
Informeer de gebruiker over de noodzaak om de instal-
latie volgens de opgegeven intervallen te laten onder-
houden.
6.
Geef de gebruiker alle voor hem bestemde handleidin-
gen en toestelpapieren, zodat hij ze kan bewaren.
Installatie- en onderhoudshandleiding Zonnelaadstation 0020160752_01