Bestuurdersgedeelte
Voordat u begint te rijden
Het volgende scenario beschrijft een nor-
male werkdag met één bestuurder waarbij:
De bestuurderskaart werd uit-
l
geworpen aan het einde van de laatste
werkdag.
De bestuurder rustte tot het plaatsen
l
van de kaart.
De bestuurderskaart opnieuw wordt
l
geplaatst aan het begin van de nieuwe
werkdag.
Let op!
Een bestuurderskaart moet ter iden-
tificatie van de bestuurder in de tacho-
graaf worden geplaatst. De
bestuurderskaart is persoonlijk en mag
door niemand anders dan de kaart-
houder zelf worden gebruikt.
Een kaart plaatsen
Aangezien dit een scenario met één
bestuurder is, wordt kaartlade 1 gebruikt.
Als een bijrijder aanwezig is, moet deze
zijn/haar kaart in lade 2 plaatsen.
16
1. Houd knop 1 op de tachograaf inge-
drukt totdat de lade opengaat.
2. Plaats de kaart met de chip naar voren
en naar boven gericht.
3. Druk de lade voorzichtig dicht.
Het display toont gedurende korte tijd uw
naam en het tijdstip waarop de kaart voor
het laatst werd uitgenomen. Daarna ver-
schijnt:
Rust tot
nu?
4. Druk op OK. Op het display ver-
schijnt:
Eindland
5. Selecteer het land van bestemming van
uw reis en druk op OK. Op het display
verschijnt:
Beginland
6. Selecteer het beginland van uw reis en
druk op OK. Op het display ver-
schijnt:
Invoer afdrukken?
7. Kies of de ingevoerde gegevens al dan
niet moeten worden afgedrukt door
JA of NEE te selecteren en druk op
OK.
8. Druk op OK om te bevestigen.
Op het display verschijnt:
Klaar om te
rijden
U bent nu klaar om te rijden.
De kaartlade wordt vergrendeld:
Als het voertuig in beweging is.
l
Als de tachograaf een bestuurderskaart
l
verwerkt.
Als de voeding naar de tachograaf onder-
l
broken is.
Let op!
Als u het eindland (land van bestem-
ming) hebt geselecteerd bij het uit-
werpen van de kaart, moet u het niet
opnieuw registreren. De tachograaf
vraagt niet automatisch naar de begin-