11. INGEBRUIKNAME
1
2
Het apparaat moet in het algemeen door het elektriciteitsnet van stroom worden voor-
•
zien. Het elektriciteitsnet (stopcontact) moet zij n uitgerust van randaarde.
De potentiaalvereffening vereffent potentialen van verschillende metalen delen die
•
gelij ktij dig kunnen worden aangeraakt of vermindert potentiaalverschillen die tij dens
het gebruik tussen het lichaam, elektrische/medische apparaten en extra geleidende
delen kunnen ontstaan.
Sluit de potentiaalvereffening (POAG)
POAG-aansluitkabel aan op de POAG van de ruimte.
Wanneer door de gebruiker een medisch-elektrisch systeem wordt geïnstalleerd, dient
IEC 60601-1, paragraaf 16, ME-systemen te worden nageleefd.
2
Steek de netkabel in de bus
en sluit deze op het elektricteitsnet aan.
LET OP
Voer de zelftest zonder aangesloten bloedleegtemanchet uit.
Schakel het apparaat met de toets
het apparaat start.
De display mag tij dens de zelftest niet worden aangeraakt.
3
4
Vervolgens activeert het apparaat een optisch alarm
af.
LET OP
Indien de optische- en akoestische alarmen niet worden geactiveerd, dient u het
apparaat opnieuw op te starten. Wanneer de fout zich opnieuw voordoet, dient
u contact op te nemen met de fabrikant.
VBM
Zelftest
Softwareversie x.x
Het apparaat voert bij inschakeling automatisch een zelftest uit. Deze duurt ca. 30 seconden.
De volgende functies worden bij de zelftest gecontroleerd:
interne veiligheidseigenschappen
•
spanningen en apparaattemperatuur
•
primaire en secundaire persluchtvoorziening voor manchetkanaal 1 en 2
•
alle opslagmedia
•
batterij
•
software- en hardwareversies
•
alle hoorbare alarmsystemen
•
LET OP
Bij continu gebruik moet het apparaat ten minste een keer per dag opnieuw
worden gestart, om de werking en veiligheid van het apparaat te garanderen.
1
van het apparaat volgens DIN 42801 met een
in. Houd de toets net zolang ingedrukt totdat
3
en geeft een akoestisch alarm
08 00
:
0
250
250
mmHg
mmHg
0 00
:
1 30
:
:
h : min
Na een succesvolle zelftest verschij nt het hoofdscherm op de display.
Worden foutmeldingen weergegeven, dan moeten deze zoals beschreven in hoofdstuk
"15. Opsporen van fouten" worden verholpen.
Vóór elk gebruik moet een functiecontrole worden uitgevoerd (zie hoofdstuk "12. Func-
tiecontrole").
12. FUNCTIECONTROLE
LET OP
Gebruik geen beschadigde bloedleegtemanchetten en spiraalvormige verbin-
•
dingsslangen.
De spiraalvormige verbindingsslangen en manchetslangen mogen niet wor-
•
den geknikt.
Gebruik de juiste manchetmaat voor de betreffende extremiteit.
•
De manchetslang mag alleen met één spiraalvormige verbindingsslang op
•
het apparaat worden aangesloten. Alle slangkoppelingen dienen goed vast
te klikken.
Koppel de spiraalvormige verbindingsslang overeenkomstig de kleurcodering aan het te
controleren manchetkanaal.
Selecteer de bloedleegtemanchet die voor de toepassing nodig is.
Wikkel de bloedleegtemanchet strak op om bij het beluchten tegendruk mogelij k te
4
maken.
Sluit de manchetslang overeenkomstig de kleurcodering op de spiraalvormige verbin-
dingsslang aan.
Koppel bij bilaterale chirurgie de tweede enkele manchet aan de spiraalvormige verbin-
dingsslang van het tweede manchetkanaal.
Belucht de bloedleegtemanchet met de toets
Er mag nergens in het systeem lucht ontsnappen.
Als het apparaat een fout meldt, moet de functietest met een andere bloedleegteman-
chet worden herhaald.
Ter controle van het alarmsysteem moet de verbinding tussen de manchetslang en het
te controleren manchetkanaal worden losgekoppeld.
16 43
:
Drukdaling
32
[1700]
250
250
mmHg
mmHg
0 17
:
1 30
:
:
h : min
Op de kanaalbalk wordt de fout weergegeven. Het te testen manchetkanaal wisselt tussen
de kanaalkleur en geel.
Links van het hoofdscherm wordt het optisch alarm weergegeven en er klinkt een akoestisch
alarm.
Sluit de manchetslang weer aan op spiraalvormige verbindingsslang.
Sluit de manchetslang weer aan op spiraalvormige verbindingsslang.
Sluit de manchetslang weer aan op spiraalvormige verbindingsslang.
Sluit de manchetslang weer aan op spiraalvormige verbindingsslang.
Belucht de bloedleegtemanchet met de slider
LET OP
Indien het apparaat de functiecontrole niet doorstaat, dient u het apparaat
opnieuw op te starten. Wanneer de fout zich opnieuw voordoet, dient u contact
op te nemen met de fabrikant. Zolang de fout niet is gecorrigeerd, mag het
apparaat niet in gebruik worden genomen.
- 11 / 24 -
0
250
mmHg
0 00
:
1 30
:
h : min
.
0
250
mmHg
0 00
:
1 30
:
h : min
.