obstakeldetectie sluiting
In deze instructiecategorie is het mogelijk één van de werkingsmodi te kiezen die beschreven zijn in Tabel 1-O.
WERKINGSMODUS
halt
halt en korte omkering
halt en omkering
configuratie UITGANGEN
Onder dit item worden de functies gegroepeerd die beschikbaar zijn en toegewezen kunnen worden aan de uitgangen 1 (flash)
- 2 - 3 die aanwezig zijn op de besturingseenheid van een automatisering. Iedere uitgang biedt diverse functies, die beschreven
zijn in een tabel (Tabel 2, Tabel 3, etc.):
uitgang 1 (flash)
Voor deze uitgang is het mogelijk één van de functies te kiezen die beschreven zijn in Tabel 2.
FUNCTIE
sca (= lampje Poort Open)
poort open
poort gesloten
lampje onderhoud
knipperlicht
16 – Run Inverter
TABEL 1-O: CONFIGURATIE INSTRUCTIES
TABEL 2: CONFIGURATIE UITGANGEN
BESCHRIJVING
Wanneer de besturingseenheid de instructie ontvangt, zal hij
de aan de gang zijnde sluitmanoeuvre onmiddellijk blokkeren.
Wanneer de besturingseenheid de instructie ontvangt, zal hij
de aan de ga ng zijnde sluitmanoeuvre onmiddellijk stoppen en
de applicatie een korte omkering van de manoeuvre in tegen-
gestelde richting laten uitvoeren (opening).
In de fabriek ingestelde werkingsmodus. Wanneer dit type
werking is ingesteld, zal de besturingseenheid, wanneer hij de
instructie ontvangt, de aan de gang zijnde sluitmanoeuvre on -
middellijk stoppen en de applicatie een totale omkering van de
manoeuvre in tegengestelde richting laten uitvoeren (opening).
BESCHRIJVING
Het geprogrammeerde lampje geeft de werkingsstatussen van
de besturingseenheid aan:
lampje uit = applicatie in positie van Maximale sluiting;
langzaam knipperend lampje = applicatie in uitvoeringsfase
openingsmanoeuvre;
snel knipperend lampje = applicatie in uitvoeringsfase sluit-
manoeuvre;
vast brandend lampje = applicatie in positie van Maximale
opening.
Het geprogrammeerde lampje geeft de werkingsstatussen van
de besturingseenheid aan:
vast brandend lampje = applicatie in positie van Maximale
opening;
lampje uit = applicatie in andere posities.
Het geprogrammeerde lampje geeft de werkingsstatussen van
de besturingseenheid aan:
vast brandend lampje = applicatie in positie van Maximale
sluiting;
lampje uit = applicatie in andere posities.
Het geprogrammeerde lampje geeft aan hoeveel manoeuvres
er zijn uitgevoerd en daarmee dus ook de eventuele noodzaak
tot het uitvoeren van onderhoud aan de installatie:
lampje brandt gedurende 2 sec aan het begin van de ope-
ningsmanoeuvre = aantal manoeuvres minder dan 80%;
lampje knippert gedurende de uitvoering van de volledige
manoeuvre = aantal manoeuvres tussen '80 en 100%;
lampje knippert altijd = aantal manoeuvres meer dan 100%.
Dankzij deze functie kan het knipperlicht door regelmatig knip-
peren (0,5 seconde aan, 0,5 seconde uit) aangeven dat de
automatisering bezig is met het uitvoeren van een manoeuvre.