R
2.5.1 Toetsenbord, lichten
Groen licht gaat aan wanneer:
•
Alarm modus aktief is en
•
de gemeten dikte groter is dan de alarm drempel.
Rood licht gaat aan wanneer:
•
Alarm modus is aktief, en
•
de gemeten dikte lager is dan de alarm drempel waarde.
3 METEN
3.1 Voor het starten
•
Het nulpunt van de meter instellen.
Zie "NULPUNT INSTELLING (probe-zero)" on pagina 18.
•
De meter calibreren.
Zie "CALIBREREN" on pagina 20.
•
De juiste meetmodus kiezen.
Zie "Meetmodus" on pagina 24.
•
De oppervlakte voorbereiden.
Zie "Oppervlakte toestand en voorbereiding" on pagina 43.
3.2 Koppelmiddel aanwenden
Voor een correcte meting mogen er geen luchthiaten tussen de probe en de oppervlakte van het te meten materiaal
zijn. Dit wordt door middel van een zogenaamd koppelmiddel bereikt.
Zet, alvorens de transducent op de oppervlakte te plaatsen, een kleine hoeveelheid koppelmiddel (geleverd met de meter)
op de oppervlakte van het materiaal. Een enkele druppel volstaat meestal.
16