8. MONTAGERICHTLIJNEN EN INSTALLATIEVOORSCHRIFTEN VOOR HET WATERZIJDIGE GEDEELTE
8.1 Algemeen
De Remeha Gas 350 L wordt in losse delen geleverd.
De afmetingen zijn zodanig, dat alle delen via een normale
toegangsdeur in het ketelhuis kunnen worden gebracht.
Levering van een voorgemonteerde uitvoering is
mogelijk (4 t/m 6 leden). Bemanteling en apparatuurde-
len worden in verpakkingseenheden geleverd.
De ketel is toepasbaar voor open en gesloten installaties
tot een maximale bedrijfsdruk van 6 bar en een minimale
bedrijfsdruk van 0,8 bar. Dak- of kelderopstelling van de
ketel is zonder bezwaar mogeIijk.
8.2 Ketelmontage
De montage en de installatie van de ketel mag alleen
door de erkende installateur plaatsvinden overeenkomstig
de door Remeha samengestelde montagehandleiding.
Het verdient echter aanbeveling de montagewerkzaam-
heden door Remeha's gespecialiseerde montagedienst
te laten verrichten.
De installatie moet voldoen aan de veiligheidseisen voor
centrale verwarmingsinstallaties NEN 3028. De plaatse-
lijke voorschriften van de energiebedrijven dienen te
worden nageleefd.
8.3 Wateraansluitingen
De wateraansluitingen (R2") bevinden zich aan de
rechterachterzijde van de ketel.
De eindleden zijn voorzien van een draadgat, de rechter
(R
3
/
") voor de montage van een vul- en aftapkraan en de
4
linker (R
1
/
") voor montage van een waterdrukschakelaar.
4
De dompelbuis is gemonteerd in de aanvoerbocht aan
de rechterzijde van de ketel.
8.4 Waterdruk
De ketelleden worden onderworpen aan een proefdruk
van minimaal 10 bar.
De maximale proefdruk voor een gemonteerd ketelblok
bedraagt 6 bar.
De ketels kunnen worden toegepast tussen een bedrijfs-
druk van 0,8 bar en 6 bar.
8.5 Veiligheidsklep
De veiligheidsklep moet qua afmeting en plaatsing vol-
doen aan de in de NEN 3028 gestelde eisen.
8.6 Manometer
De installatie en elke afsluitbare ketel moet zijn voorzien
van een manometer. De Gas 350 L ketel beschikt stan-
daard over een manometer ter plaatse van de water-
drukschakelaar (in het linkereindlid van de ketel). Op die
manometer is de insteldruk van de veiligheidsklep met
een rode markering aangegeven. Zie NEN 3028.
8.7 Het vullen, navullen en ontluchten van
de installatie
De eerste vulling van een installatie kan geschieden via
een vul- en aftapkraan van de ketel. Het navullen van
de installatie dient elders te geschieden, om warmte-
spanningen in de ketel te voorkomen.
Het ontluchten dient op het hoogste punt van de instal-
latie te geschieden, nadat de gehele installatie tot
ca. 80°C is opgestookt en de pompen zijn uitgezet.
8.8 Het aftappen van de ketel
Het aftappen van de ketel moet plaatsvinden via de vul-
en aftapkraan van de ketel. Het aftappen van de gehele
installatie kan beter via een ander punt geschieden, om
te voorkomen dat eventueel vuil uit de installatie in de
ketel terechtkomt.
8.9 Pakkingen
Flensverbindingen met rubberpakkingen dienen bij de
eerste servicebeurt te worden nagetrokken.
16
Remeha Gas 350 L