.C.C&
TVH
<BC HT<HZZC
Als er slijpgeluiden te horen zijn bij de werking van de ventilatoren
of de warmtepompen, dient het toestel onmiddellijk buiten bedrijf
te worden gesteld en de installateur te worden geïnformeerd.
Als er bij de warmtepompwerking slijpgeluiden te horen zijn,
wordt dat mogelijk veroorzaakt door de ventilator voor afgezo-
gen lucht. Tijdens het transport kan de ventilator ten opzichte
van het ventilatormondstuk enigszins verschuiven. Dit kan leiden
tot slijpgeluiden. De ventilator voor afgezogen lucht dient bij de
ingebruikname zo nodig te worden uitgelijnd.
6.9
De gewenste aanvoertemperaturen, met name
bij het droogverwarmen, worden niet bereikt.
Voor het droogverwarmen van de dekvloer is een verwarmings-
vermogen nodig dat veel hoger ligt dan bij de normale verwar-
mingswerking is vereist. Daarom kan het relatief lang duren totdat
bijvoorbeeld de sokkeltemperatuur wordt bereikt. Het correcte
temperatuurverloop van de droogverwarming is echter gewaar-
borgd doordat telkens pas de volgende stap wordt gestart, wan-
neer de temperatuurinstelling van de huidige stap is bereikt. Bij
alle andere storingen dient u altijd uw installateur te informeren.
6.10 De woning is voortdurend te koud
Verhoog het voetpunt van de verwarmingscurve. Verhoog de
waarde met het aantal graden dat voor u voor een behaaglijke
temperatuur ontbreekt.
6.11 De woning is voortdurend te warm
Verminder het voetpunt van de verwarmingscurve met het aantal
graden dat voor u voor een behaaglijke kamertemperatuur teveel
is.
6.12 De woning is te koud in de winter
Wanneer de temperatuur in uw woning in de overgangstijd in
orde is, maar de ruimtes bij sterk dalende buitentemperaturen
(-10 °C) niet warm genoeg worden, moet u de stijging van de
verwarmingscurve vergroten. In de overgangstijd zal het daardoor
ook iets warmer worden. Laat daarom het voetpunt iets dalen.
6.13 De woning is te warm in de winter
Wanneer uw verwarming bij sterk dalende temperaturen te veel
warmte produceert, verlaag dan de stijging van de verwarmings-
curve. In de overgangstijd zal uw woning daardoor ook iets kouder
worden. Laat daarom het voetpunt iets stijgen.
6.14 De woning is te koud in de overgangstijd
Een mogelijk oorzaak is dat de zomerwerking actief is en dat
daardoor de verwarming is uitgeschakeld. Schakel het toestel naar
de manuele werking of neem contact op met uw vakman, zodat
deze de basisinstellingen verandert.
Als de kamertemperatuur te laag is in de overgangstijd (10 °C),
moet de stijging worden verminderd en het voetpunt worden ver-
hoogd.
6.15 De woning is te warm in de overgangstijd
f Verhoog de stijging enigszins en laat het voetpunt van de
verwarmingscurve iets dalen.
qqq Z`.
<é<`VHC HB
6.16 De woning is te warm in de zomer
Stel de zomerwerking in en activeer eventueel de passieve koeling.
6.17 De luchtkwaliteit is ruim onvoldoende
f Verhoog de ventilatorstand.
6.18 De lucht is in de winter te droog
f Stel de ventilator in op stand 1.
f Activeer de vochtigheidscorrectie.
Als u de oorzaak zelf niet kunt verhelpen, waarschuwt u de in-
stallateur. Om u nog sneller en beter te kunnen helpen, deelt u
hem het nummer op het typeplaatje mee (000000-0000-000000).
1 Typeplaatje
1
<qx
ÔéÔ Ô