2.1.3.1. ALARMINSTELLING
1. Autoriseer uzelf
met gebruik van het LCD-klavier. De
functieknoppen A, B, C, D van de
secties die u mag bedienen, gaan
branden en de systeemindicator
begint groen te knipperen.
Terwijl het alarm ingesteld wordt, als een detector actief is (bijvoorbeeld een open raam), zal het systeem
reageren (gebaseerd op systeemconfi guratie) op een van de volgende manieren:
:: De centrale zal zichzelf instellen. Geactiveerde detectoren worden automatisch geblokkeerd. *)
:: Het systeem zal optisch de status van de geactiveerde detectoren aangeven met een gedurende 8
seconden rood knipperende functieknop en de centrale zal automatisch ingesteld worden, zodra deze
periode is afgelopen (geactiveerde detectoren zullen worden geblokkeerd). *)
:: De sectie met geactiveerde detectoren kan ook ingesteld worden door de functieknop herhaaldelijk in te
drukken. De gebruiker moet het voornemen bevestigen om de sectie te wapenenmet een geactiveerde
detector (bv. een geopend venster). Anders stelt het systeem niet in.
:: De geactiveerde detector zal de instelling van de sectie verhinderen. Deze status wordt optisch
aangegeven met een knipperende rode functieknop. De detector, die de instelling verhindert, wordt
weergegeven op het menu van het LCD-display.
*) WAARSCHUWING: Opties a) en b) worden niet ondersteund door EN 50131, graad. 2 (geselecteerd
systeemprofi el van de centrale)
Als een detector met de reactie „Directe zonealarm" wordt ge-
activeerd tijdens een uitloopvertraging of als een detector met
de reactie „Uitgestelde zonealarm" -geactiveerd blijft, nadat de
uitloopvertraging is verstreken, zal de centrale opnieuw worden
uitgeschakeld. Een mislukte instelling wordt aangegeven door
een geel knipperende systeemindicator, gerapporteerd aan de
ARC en aangegeven door een externe sirene (geldt voor bevei-
ligingsklasse 2).
Als de centrale is geconfi gureerd om zonder autorisatie te worden
ingesteld, hoeft u uzelf niet te autoriseren. Het enige wat u moet
doen, is te drukken op een functieknop van een bepaalde sectie.
Het is ook mogelijk om de centrale op eenvoudige wijze te wa-
penendoor autorisatie.
WAARSCHUWING: Instelling zonder autorisatie verlaagt automatisch het maximale beveiligingsniveau
naar graad 1. Overweeg alle mogelijke risico's, die verband houden met het gebruik van deze functie.
Raadpleeg voor de installatie een projectconsulent of een servicetechnicus om het gewenste gedrag van
het systeem te programmeren.
2. Druk op de functieknop
om een bepaalde sectie te
wapenen. Het is mogelijk om
meerdere secties achter elkaar te
wapenen. De vertraging tussen de
selectie van de secties mag niet
langer duren dan 2 seconden.
3. De opdracht wordt
uitgevoerd en het klavier indiceert ako-
estisch de uitloopvertraging. De sectie
is nu ingesteld, alleen de detectoren
met een reactie „Vertraagde zone"
bieden tijd om de bewaakte zone te
verlaten tijdens de uitloopvertraging.
De statusindicator en een functieknop
van de ingestelde sectie worden rood.
NL
13