Afbeelding: Ingangsgedeelte (linkerkant)
Componenten aan de achterkant van
de kast
1.
Automatische zekering 10 ampère (CB1):
Beveiligt de 40 VDC voeding van de draadaanvoer.
2.
Automatische zekering 10 ampère (CB-2):
Beveiligt de 115 VAC hulpstroomaansluiting.
3.
Connector werkspanningsdetectiedraad (4-
pins): Aansluitpunt voor draad nr. 21.
4.
Arclink-connector (5-pins): Voorziet de controller
van stroom en communicatie.
5.
Devicenet-connector: Voor Devicenet-
communicatie met externe apparatuur.
6.
Uitgangsaansluitingen (2) (WERKSTUK):
Aansluitpunten voor een of meer lasdraden aan het
werkstuk.
7.
Uitgangsaansluitingen (2) (ELEKTRODE):
Aansluitpunten voor lasdraden aan de
draadaandrijving.
8.
Hulpuitgangsaansluiting: Levert 10 ampère en
115 VAC stroom.
9.
Ethernet-connector (RJ-45): Voor Ethernet-
communicatie met externe apparatuur.
10. Master-ingang: Vanaf leidende of vorige volgende
boog in een systeem met meerdere bogen
11. Master-uitgang: Naar volgende boog in een
systeem met meerdere bogen.
12. Parallelle ingang: Vanaf master of vorige slave in
een parallelle machineopstelling.
13. Parallelle uitgang: Naar slave in a een parallelle
machineopstelling
Nederlands
Deuren aansluitingsafdekkingen
verwijderd voor de duidelijkheid
Afbeelding: Componenten aan de achterkant van de kast
Opstartvolgorde
Wanneer stroom wordt gestuurd naar de Power Wave
AC/DC 1000 SD CE, knipperen de statuslampjes 60
seconden lang groen. In die tijd voert de Power Wave
AC/DC 1000 SD CE een zelftest uit en identificeert hij
elk component in het lokale ArcLink-systeem. De
statuslampjes knipperen ook groen na een systeemreset
of configuratiewijziging terwijl de Power Wave in werking
is. Wanneer de statuslampjes constant groen branden is
het systeem gereed voor gebruik.
Gewone lasprocedures
Een las maken
Het is de verantwoordelijkheid van de
bouwer/gebruiker om te bepalen of het product of de
constructie waarvoor de lasprogramma's worden
gebruikt, geschikt is voor die programma's. Vele
variabelen buiten de controle van The Lincoln
Electric Company beïnvloeden de resultaten die met
het gebruik van deze programma's worden bereikt.
Tot deze variabelen behoren, maar zijn niet beperkt
tot, de lasprocedure, plaatchemie en temperatuur,
lasontwerp, fabricagemethoden en
onderhoudsvereisten. Het beschikbare bereik van
een lasprogramma is mogelijk niet voor alle
toepassingen geschikt en het is uitsluitend de
verantwoordelijkheid van de bouwer/gebruiker om
het juiste lasprogramma te kiezen.
De stappen voor het bedienen van de Power Wave
AC/DC 1000 SD CE hangen af van de
gebruikersinterface van het lassysteem. De flexibiliteit
van het systeem stelt de gebruiker in staat de werking
aan te passen om de beste prestaties te krijgen.
Raadpleeg de documentatie bij de gebruikersinterface
voor uitvoerige instellingsinformatie (MAXsa™ 10,
Command Center, PLC, Robot etc..)
Ten eerste bepaalt u de gewenste lasprocedures en het
te lassen gedeelte, en kiest u een elektrodemateriaal, -
diameter en -flux.
23
®
®
®
Nederlands